DE PERS OVER 'DE MYTHE DER VERSTAANBAARHEID' VAN ILJA LEONARD PFEIJFFER, DEEL 4

Hetgeen de betrokken dichters zelf als eerste reactie schreven, kunt u hier lezen. Overzicht alle persreacties? Klik hier.

Bzzlletin #277 Olaf Zwetsloot april/mei 2001
Uit Brugge Herman de Mol mei 2001
Volkskrant Piet Gerbrandy 4-5-2001
NRC Handelsblad Maarten Doorman 4-5-2001
Groene Amsterdammer Joris van Casteren 5-5-2001
Poëziekrant Remco Ekkers en Esther Jansma mei 2001
NRC Handelsblad Bart FM Droog 18-5-2001
NRC Handelsblad Ingmar Heytze 18-5-2001
Vrij Nederland Ilja Pfeijffer 26-5-2001
Rottend Staal Online div. auteurs 23-5-2001
Eindhovens Dagblad Joost Geerts 31-5-2001
Nieuwsblad van het Noorden Bram Hulzebos 31-5-2001
Vrij Nederland Bart FM Droog 16-6-2001
Groninger Gezinsbode Herman Sandman 20-6-2001
Epiloog De Dichters uit Epibreren 23-6-2001

terug naar boven




Literatuur, emancipatie en engagement - van volkspredikers tot Ice T en Ilja Leonard Pfeijffer

(...) Of neem de gelauwerde dichter Ilja Pfeijffer, die op zijn nog jonge schouders de toekomst van de vaderlandse poëzie torst – hij brengt een scheiding aan tussen verstaanbare en onverstaanbare dichters. Maar zijn pleidooi voor onverstaanbaarheid is niets minder dan een pleidooi voor splendid isolation; voor dichters die in ivoren torens, afgewend van de samenleving, 'compromisloos' aan het scheppen zijn, die het spel van geven en nemen nog niet kennen. Af en toe komt de dichter/kasteelheer dan tevoorschijn om zich te laten fêteren door een select publiek, dat in de aanbidding van des keizers kleren een bevestiging ziet van de eigen intelligentie.

Pfeijffers houding is het tegenovergestelde van engagement, het is maatschappelijke en sociale onbetrokkenheid ten voeten uit, het is het individualisme waarmee de burger zichzelf opheft in een slaapwandelende consument. Natuurlijk is het makkelijk om in een welvarend land, in een goedverwarmde studeerkamer, in een veilige omgeving, je natje en je droogje, met overvloedige subsidiestromen, compromisloos te zijn. Het is heel makkelijk om in zo'n klimaat de illusie te koesteren dat je integer bent omdat je elke concessie afwijst. Je hebt de subsidie toch al binnen, je kan nu compromis- en risicoloos aan de slag. Pfeijffer kan zich de luxe van zo'n poëtica permitteren. Daarmee laat hij zich wel kennen als een exponent van de volgevreten middenklasse blaséheid, die zo kenmerkend is voor het intellectuele en literaire klimaat in ons land. Hij geeft de voorkeur aan de verstarde ordening van een wereldvreemd literair feodalisme, met aan de top van de hiërarchie, de ongenaakbare letterheer (hijzelf) en aan de onderkant, rappers en ander podiumplebs. Dan kan de taal tenminste in alle rust haar incestueuze gedrochten ter wereld brengen. Nee, geef mij maar de Zivilcourage van Ice T. Zijn teksten zijn misschien niet literair maar hij is tenminste geen afzijdige consument – hij is een burger.
(Olaf Zwetsloot, Rottend Staal Online, 4 mei 2001 en in Bzzlletin 277, april 2001 (verkrijgbaar vanaf 7 mei 2001) Het gehele essay is hier te lezen.



UIT BRUGGE

Uit een interview dat Herman de Mol had met de leden van Het Venijnig Gebroed, het dichtgezelschap uit Brugge.
Herman de Mol: "Ilja L. Pfeijffer legde een verband tussen performancepoëzie en verstaanbaarheid in zijn essay 'De mythe van de verstaanbaarheid' in Bzzletin van oktober 2000. Voor jullie is dat echter niet hetzelfde. Op de website citeren jullie Tristan Tzara : 'We hebben sterke, rechtlijnige, precieze werken nodig, die voor altijd onbegrepen blijven.'
Denis S.M. Vercruysse: "Als een werk meteen in detail begrepen wordt, is het dood. De illusie iets levends te creëren is de grote motivatie om te scheppen. De historische avant-garde heeft steeds geprobeerd de auteur uit het werk te krijgen, te ontindividualiseren. Daarmee probeert men een werk een autonomie te geven, een eigen leven. Als een werk eenmaal volledig wordt begrepen, is het dood."
Herman de Mol: "Daarmee nemen jullie een ander standpunt in dan veel performancedichters in Nederland."
albrecht b. doemlicht:: "We voelen ons daar dan ook niet bij thuis. (...) Je had het over Pfeijffer. Wat die tot nu toe heeft geschreven, is niet meer dan een pastiche op de Vijftigers, maar dan ernstig bedoeld. Hij beeldt zich in de grootste dichter in Nederland te zijn, maar iedereen kan dat. Het zijn trucs. (...) De heksenjacht die Pfeijffer met zijn artikel zowat heeft ingezet tegen de performance-artiesten in Nederland, is eerder gericht tegen dichters als Serge van Duijnhoven en tegen de rappers."
(Herman de Mol, Uit Brugge - echo van het Vlaamse land, http://www.pen.nl/nieuwegein/cultuur/beeldspraak/brugge/0105/, mei 2001)

terug naar boven


DE BREEKBEENTALENDE VERHIKKER

(...) Het afgelopen jaar heeft Pfeijffer enkele malen in de schijnwerpers gestaan, vooral toen hij in 'Bzzlletin' probeerde aan te tonen dat moeilijke poëzie altijd beter is dan gemakkelijke, een bewering die door vlotte podiumtijgers als Bart Droog, Olaf Zwetsloot en Ruben van Gogh hoog werd opgenomen. Inderdaad overspeelde Pfeijffer hier zijn hand, wat met name bleek uit zijn nuchtere analyse van een zogenaamd moeilijk gedicht van hemzelf: kennelijk was het gedicht helemaal niet moeilijk en had Pfeijffer gewoon een paar literaire trucjes toegepast. Wat er na analyse uiteindelijk bleek te staan, was niet erg indrukwekkend. Als lezer voel je je dan beetgenomen en grijp je liever naar een eenvoudig gedicht dat wél diepzinnig is. (...)
(Piet Gerbrandy, Volkskrant, 4-5-2001)



WAAR IS BIJVOORBEELD ZIJN HUIS?

Een gedicht moet een raadsel zijn

Zijn moeilijke gedichten beter dan makkelijke? Of is het juist omgekeerd? Daarover ging de discussie die het afgelopen jaar werd gevoerd door een nieuwe generatie dichters. Aan de ene kant stonden de elektriek versterkte podiumpoëten, tuk op direct succes in de zaal, dichters als Ingmar Heytze, Ruben van Gogh, Hagar Peeters en (iets langer al) de rap-chansonnier Serge van Duijnhoven, die het gewone woord en de begrijpelijke taal verkozen boven
de als academisch versleten moelijkdoenerij. Aan de andere kant een groep ongelijksoortige dichters, wier positie verdedigd werd in een stuk dat de dichter Ilja Leonard Pfeijffer vorig jaar in 'Bzzlletin' publiceerde.
Pfeijffer hield een hartstochtelijk pleidooi voor hermetische, dubbelzinnige, moeilijk verstaanbare poëzie. Er was niks tegen begrijpelijke taal, 'bijvoorbeeld aan de telefoon met je beste vriendin of in een brief aan de inspecteur der directe belastingen', maar zulke taal is wezensvreemds aan echte poëzie, die zintuigelijk moet zijn én lyrisch en ambitieus.
Was dit de hele tegenstelling, mijn sympathie ging zonder voorbehoud naar Pfeijffer. Alleen vergat hij, omwille van de duidelijkheid, iets belangrijks waar de rest van deze (eigenlijk al oudere) discussie langs zeilde. Het draait namelijk in de poëzie niet om het hermetische en veelduidige en duistere, maar om de kracht waarmee je als lezer wordt gedwongen - of verleid - in dat hermetische, duistere en dubbelzinnige door te dringen.
(...) [en dan - na bespreking van bundel Jan Baeke - gaat het door over Deelder]:
In dat opzicht is er een hemelsbreed verschil met de poëzie van Jules Deelder, die balanceert op de rand van dichtkunst en cabaret. Dat pakte in zijn anderhalf jaar geleden verschenen bundel 'Bijbelsch' soms goed uit, waar hij in razend tempo plat en plechtig taalgebruik wist af te wisselen. In zijn nieuwe, 'N.V. Verga', is de taal eendimensionaal en ondubbelzinnig: 'Hoe vaak je / virtueel ook // in de kroeg / mag komen // Je moet wel / zelf de // drank in- / kopen'. (Even denk je: zijn bier is de kortste tijd.) Niet alleen in dit opzicht is Jules Deelder een vertegenwoordiger van de
zogeheten jonge generatie podiumdichters. hij is dat in vrijwel alle andere opzichten, met zijn optredens, toegankelijkheid, zijn afkeer van 'moeilijke poëzie', zijn drugs en rock-'n'-roll, die nu door rap vervangen is. Het kan
geen kwaad je dit bij de discussie van het afgelopen jaar te realiseren, want de podiumdichters blijken aldus minder vernieuwend dan ze meenden.
Verder mis ik in het dichtdebat een andere vorm van toegankelijke poëzie, het zogenaamde lichte vers. Dat wordt weleens onderschat, juist vanwege die cabareteske kant. Wat vonden de jonge podiumdichters van 'light verse'? (...)
(Maarten Doorman, NRC Handelsblad, 4-5-2001)


ARME JONGE DICHTERS VAN NU

(...) Ja, het leven in de taaltuin, waar, hoe democratisch, het beste en het mooiste op de meeste waardering kan rekenen, is voor mindere goden niet zelden een bittere pil. Vaak zijn het die mindere goden, zoals de immer verongelijkte want dor westerse uitgeverijen gepasseerde Epibreren-dichters, die zich in een toestand van vrijheid het ernstigst in de verdrukking wanen. Waarom profiteert iedereen niet gebroederlijk van de onbegrensde mogelijkheden die er nu bestaan? Waarom wordt er, juist nu vredig samen grazen mogelijk is, een buitenpoëtische rel geschopt over een kloof die er zou gapen tussen 'gemakkelijke' podiumdichters en moeilijke leesdichters? (...)
Joris van Casteren, Groene Amsterdammer, 5-5-2001

Op Rottend Staal Online (www.epibreren.com/rs) het commentaar van twee van de drie Dichters uit Epibreren op deze kolder:
Droog: 'Door westerse uitgeverijen gepasseerd? Klopt niet. Kreeg van 'westerse' uitgever aanbieding Benzine uit te brengen, een dag voor ik eenzelfde aanbod van Anton Scheepstra kreeg, de uitgever van Passage. Werk van ons is in tal van door 'westerse uitgeverijen' uitgegeven bloemlezingen aan te treffen.'
Hofman: 'Ik heb een landelijk opererende uitgever waar ik erg over te spreken ben. Het is zoals altijd de frustratie van een ander die ons in de schoenen geschoven wordt. Wij komen uit literatuurstad Nummer Eén, Groningen. Wat moet je dan nog met een uitgever uit Amsterdam?'
Droog: 'Waar ze bijvoorbeeld de gewoonte hebben bundels van hun dichters te verramsjen vlak voor het verschijnen van een nieuwe bundel en waar de dichters zich grote moeite moeten getroosten om hun redacteur te spreken.'
Hofman en Droog: 'Immer verongelijkt? Klopt niet - nog nooit eerder hadden we zoveel betaalde optredens op de agenda staan, over media aandacht hebben we niet te klagen, we hebben op vrijwel alle grote festivals gestaan, treden vaak in het buitenland op, rijden altijd in een verse zakenwagen, etc, etc, etc.,kortom: we zijn zeer content.'
Hofman: 'Wel heb je heel vaak wat te mekkeren over de gang van zaken, in literatuurland.'
Droog: 'Vind je het vreemd, met dit soort berichtgeving? Bovendien nog van een iemand die als dichter in onze eigen Rottend Staal Nieuwsbrief debuteerde, in nummer 29, winter 1996.'
Hofman: 'Ja, joh?'
Droog: 'Da's geen gekheid. Van Castreren was toen nog geen grachtengordelrat: hij woonde nog in Utrecht.'
Hofman: 'Eén pot nat.'
Van Dalsum: 'En hoe zit dat met die buitenpoëtische rel die jullie volgens de Groene Amsterdammer schoppen?'
Hofman: 'Wij doen juist niets anders dan samenwerkingsverbanden organiseren en stimuleren, juist ook voor anderen. In tegenstelling tot sommige 'literatoren' die over de rug van anderen hun gram proberen te halen. Nou moeten ze de boel niet om gaan draaien!!'
Droog; 'Wij hebben de namaakrel niet geschopt, slechts erover bericht. Onze geliefde collega Pfeijffer vond het vorig jaar noodzakelijk zichzelf omhoog te schrijven door het dichtersvolk van het land in twee niet bestaande kampen op te delen. Iets wat deze Van Castreren schijnbaar ontgaan is.



POËTENSTRIJD?

Remco Ekkers: Je hebt een heel druk leven, persoonlijk en in je werk. Daarnaast is er de poëzie. ik vraag me af of je je bezig houdt met de poëtenstrijd, zoals nu met Ilja Leonard Pfeijffer, die zich in een artikel afzet tegen te gemakkelijke performance-poëzie.
Esther Jansma: 'Ik heb de reactie van Piet Gerbrandy in 'De Groene' gelezen. Ik heb daar een beetje een gelaten standpunt over. Iedere tien jaar krijg je dat weer. De mensen van Epibreren vinden dat de poëzie de straat op moet, wat tien jaar geleden de Maximalen al wilden. Het is een sociaal verschijnsel. Ik moet dan altijd aan aapjes denken. Als de mannelijke kindjes gaan puberen, gaan ze aan de rand zitten en pesten, tot ze aanzien hebben en dan krijgen ze een wijfje en dan zitten ze midden in de groep. Dat is hetzelfde fenomeen. Ze roepen omdat ze meer macht willen.'
Ekkers: Er wordt vanuit de tv en kranten gevraagd om een begrijpelijker poëzie. Ilja zegt: nee, poëzie moet geheimzinnig zijn, moet op afstand blijven. Je moet zoeken naar de betekenis, anders is het niet interessant.
Jansma: Daarin gaat Ilja heel ver. (...) Ik heb geen behoefte me te mengen in het poëtendebat dat nu gaande is. Ik vind het sop de kool niet waard. De mensen van Epibreren doen een zwaktebod door te zeggen dat hun teksten niet meer als teksten gezien moeten worden, maar als teksten plus muziek. Teksten moeten als teksten gelezen kunnen worden. (...)
Poeziekrant, 2, jrg 5, maart-april 2001 (arriveerde eerst eind mei te Epibreren)

noot: De Dichters uit Epibreren hebben inmiddels bij de redactie van de Poëziekrant rectificatie geëist. In dit ziekelijke, villeine stuk ventileren Ekkers en Jansma' pure laster over 'de mensen van Epibreren'
Zie ook de becommentarieerde versie van deze smear


PODIUMDICHTERS.

Maarten Doorman bericht als zesde (!) NRC-Handelsblad-medewerker over het non-issue 'moeilijk/makkelijk' in de poëzie (Boeken 4.05.01) dat afgelopen oktober door de dichter Ilja Leonard Pfeijffer gelanceerd werd. Die overigens op 10 april 2001 zijn oorspronkelijke uitspraken grotendeels herriep (www.epibreren.com/pages/reacties3.html#rotstaal).
Het is erg jammer dat Doorman zich genoodzaakt zag de recensie over de nieuwe bundels van Jan Baeke, J.A. Deelder en Jan Boerstoel te doorspekken met door Pfeijffer voorgekauwde vooroordelen over 'elektriek versterkte podiumpoëten'. Het is erg sneu dat Doorman er nog een schepje bovenop doet door te stellen dat 'de podiumdichters aldus minder vernieuwend blijken dan ze meenden', dit na de opzienbarende mededeling dat Jules Deelder 'een vertegenwoordiger van de zogeheten jonge generatie podiumdichters is'.
Wie kennis heeft genomen van wat de door Pfeijffer zo gemakzuchtig in het hokje 'podiumdichters' gepropte dichters zelf gezegd hebben (www.epibreren.com/reacties), zal lezen dat vrijwel elk zijn schatplichtigheid aan illustere voorgangers als J.A. Deelder en Johnny van Doorn meer dan erkent. Alleen al de locatie van de officiële J.A.
Deeldersite zou genoeg moeten zeggen: www.epibreren.com/deelder.
(Bart FM Droog, NRC Handelsblad, 18-5-2001)


PODIUMDICHTERS 2

Maarten Doorman deelt mij in bij de 'elektriek versterkte podiumpoëten, tuk op direct succes in de zaal, […] die het gewone woord en de begrijpelijke taal verkozen boven de als academisch versleten moeilijkdoenerij'. Bij het lezen van zulke wonderlijke vooroordelen jegens mijn werk en visie vraag ik me onwillekeurig af of Doorman zijn voordrachten door een houten toeter geeft. Persoonlijk zal ik niet snel gewag maken van 'gesubsidieerde cryptogrammendichters, tuk op het voortbrengen van mistig gebeuzel in boekvorm, die, mede door het hardnekkig weigeren van een cursus microfoontechniek, avond aan avond hun publiek staan te beledigen met ongeïnspireerde, onverstaanbare voordrachten.' Dat lijkt me ongeveer net zo kortzichtig.
Ingmar Heytze, NRC Handelsblad, 18-5-2001)


EN ER IS NIEMAND DIE ZEGT DAT HET EEN BETER IS DAN HET ANDER

door Ilja Pfeijffer

(...) In de jaren negentig is de boel opengebroken. Er is naast de integere, verstilde poëzie ruimte gekomen voor een kakofonie van de meest diverse geluiden. Er is nu geen dominante stroming meer. Alles kan. Kijk alleen al naar de jonge dichters. De ambachtelijke melancholie van Menno Wigman gaat hand in hand met de exuberante furore van Peter Holvoet-Hanssen. De charme en lichtvoetigheid van Hagar Peeters en Ruben van Gogh staan zij aan zij met de knap gewrochte experimenten van Miguel Declercq. De ingetogen integriteit van Victor Schiferli heeft evenveel bestaansrecht als het technisch raffinement van René Puthaar. Dichters schrijven sonnetten en rap, light verse en lyrische oden, experimentele teksten en traditionele vormen, verstilde natuurlyriek en harde porno. En er is niemand die zegt dat het een beter is dan het ander.
Het verbaast mij niets dat Joost Zwagerman juist nu weer is gaan dichten. Hij voelt zich als een vis in het water op deze kermis waar (vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan!) niets moet en alles mag. Je ziet het aan alles in zijn nieuwe bundel. Met aanstekelijk plezier rent hij heen en weer door het poëziepretpark en wentelt hij zich buitelend in de overdaad van attracties (...)
Het is alsof Zwagerman na dertien jaar is opgefleurd bij het zien van de anarchistische diversiteit die heerst in de Nederlandse poëzie en opeens vol enthousiasme weer wil meedoen door de verschillende vormen en stijlen allemaal tegelijk met volle teugen in te drinken. (...)
Zo leuk kan poëzie worden als alles mag.
(Ilja Pfeijffer, Vrij Nederland, 26-5-2001)


'EN ER IS NIEMAND DIE ZEGT DAT HET EEN BETER IS DAN HET ANDER'

Deze uitspraak over het poëzieklimaat in Nederland doet Ilja Pfeijffer op bladzijde 93 van Vrij Nederland van 26 mei 2001. Hij continueert: 'Deze kermis waar (vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan!) niets moet en alles mag.'
Het opmerkelijke is dat Pfeijffer vorig jaar, toen nog Ilja Leonard Pfeijffer geheten, met veel bombarie dit verkondigde: 'Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie' (Bzzlletin, oktober 2000).
Het wordt nog bizarder: vorig jaar veroordeelde hij de poëzie van dichters als Ruben van Gogh en Hagar Peeters en vele anderen als 'vals en leugenachtig'. Nu is het: 'De charme en de lichtvoetigheid van Hagar Peeters en Ruben van Gogh staan zij aan zij met de knap gewrochte experimenten van Miguel Declercq.'
Te Epibreren is men in eerste instantie met stomheid geslagen over deze plotse ommekeer van Pfeijffer. Klikt u hier als u meer van wat Pfeijffer vandaag publiceerde wilt lezen.
(Epibode, 23-5-2001).
Liesbeth van Dalsum vroeg een aantal dichters om een eerste reactie:
Tjitse Hofman: "Ik ben na de laatste golf bullshit helemaal perplex. De 'critici' worden met de dag ongeloofwaardiger."
René Puthaar: ''Niets hoeft nog te verbazen nu Dr. Pfeijffer vandaag in VN de poëzie definitief tot 'poëziepretpark' en 'kermis' heeft opgewaardeerd."
Serge van Duijnhoven: "Pfeijffer is een opportunist die zijn eigen wormenkarretje voortduwt over het zandpad van de poëzie, enkel luid schreeuwend en orerend als er toevallig een journalist of camera in de buurt is."
Bart FM Droog: "Voorbordurend op wat ik in november al zei: die Pfeijffer is een hypocriete en opportunistische paljas, de risée van letterenland. Eigenlijk zou ik hem moeten feliciteren, want hij is er in geslaagd de Revisor-kliek van hautaine would-be's en zelfverklaarde poëziepausen onsterfelijk bespottelijk te maken. Cool. Door deze bijkans schizofrene Wende vallen Esther Jansma, Arie van den Berg, Tom van Deel e.v.a. genadeloos door de mand."
Tsead Bruinja: "Het valt mij tegen dat een aantal gerenommeerde dichters wier werk ik bewonder, het Bzzlletin-artikel van Ilja Pfeijffer gebruikt om hun vooroordelen over een aantal dichters te uiten. Het lijkt op opgekropte woede. Waarom hadden ze dit niet eerder uit zichzelf kunnen zeggen?"
Ruben van Gogh: "Ilja Leonard Peijffer heeft mijn licht gezien."
Olaf Zwetsloot: "Was Pfeijffer een half jaar geleden nog een knoestige herfstbok die briesend de ondergang van de avondlandse lyriek vaststelde, nu is hij windhaan eerste klas: oost, west, noord of zuid, het maakt Pfeijffer niet uit."
(Rottend Staal Online/Epibode, 23/24/25-5-2001)


VAN RONKERDEBONK

Sinds enige maanden wordt er in het kippenhok van de vaderlandse poëzie weer driftig naar elkaar gepikt.
De laatste rebellie dateert van zo'n tien jaar geleden en komt voor rekening van de Maximalen. De heren kakelden luid, maar vergaten en passant beklijvende poëzie te produceren. Hetzelfde geldt voor de aan Generatie Nix gerelateerde performing poets, die gedurende de jaren negentig wel de podia domineerden, maar bij gebrek aan diepgang niet de polemieken.
Sindsdien zijn de grenzen aan het vervagen. 'Papieren tijgers' als Peter Verhelst en Peter Holvoet-Hanssen brengen met schijnbaar gemak hun complexe poëzie voor het voetlicht. Het credo dat de laatste onlangs verwoordde in het literaire blad Parmentier ('Uit de marge, in de piste') maakt deel uit van een strategie waarbij zowel op papier als op het podium korte metten worden gemaakt met de valse bescheidenheid die het genre gedurig aankleeft.
Een dichter die met kennelijk genoegen olie op het vuur gooit is Ilja Leonard Pfeijffer, sinds zijn bekroonde debuut ('Van de vierkante man') gekend om zijn afkeer van schuwe lyriek en dito lyrici.
In 'Het glimpen van de welkwiek', zijn tweede bundel, gaat het dan ook geregeld van ronkerdebonk. Veelvuldig richt een 'ik', niet noodzakelijk de dichter, zich rechtstreeks tot een ander. Op levendige toon, maar zelden in spreektaal. De titel herinnert aan Lucebert, evenals het bezwerend karakter van menig vers:

het valt nog te bezien of ik kan stijgen
maar glimpen blijft een welkwiek eigen keen incluis
een vleugelflensling ben ik uit het korps van zieners
gevallen engel in de spraak van bloed

Andere teksten zijn prozaïscher van aard, met name als de dichter een boodschapje dwars zit.
Bij dit alles betoont Pfeijffer zich geen fijnslijper. Af en toe zou je willen dat hij de delete-knop op het toetsenbord van zijn computer wat vaker beroerde. Niet om zich te ontdoen van een los woord of een zin, maar van complete teksten - floep! naar de virtuele prullenbak. Sommige rammelen namelijk als holle vaten. Pfeijffer lijkt er amper om te malen. Niet zozeer perfectie is zijn streven, als wel ademende poëzie, toegesneden op de mens: 'poëzie is mens de dansende wereld dromen en pijnlijk leven zingen'.
Hetgeen resulteert gedichten als organismen, soms blakend, soms half rot, maar nooit obligaat en altijd vitaal. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Eindelijk weer eens spaanders in de Nederlandse poëzie. Aan het begin van een nieuw millennium bepaald geen overbodige luxe.
(Joost Geerts, Eindhovens Dagblad, 31-5-2001)


ELASTISCHE OPVATTINGEN VAN EEN DICHTER/CRITICUS

De dichter Ilja Leonard Pfeijffer wees in november een hele generatie jonge (podium-) dichters terecht. In het tijdschrift 'Vrij Nederland' schrijft hij nu een opvallende recensie. 'Er is niemand die zegt dat het een beter is dan het andere'.

De recensie die Pfeijffer in [het] 21-ste nummer van 'Vrij Nederland' schrijft over de jongste dichtbundel van Joost Zwagerman, is een zeer opvallende. Hij schrijft: 'Er is naast de integere, verstilde poëzie ruimte gekomen voor een kakofonie van de meest diverse geluiden.(...) Kijk alleen al naar de jonge dichters. De ambachtelijke melancholie van Menno Wigman gaat hand in hand met de exuberante furore van Peter Holvoet-Hanssen. De charme en lichtvoetigheid van Hagar Peeters en Ruben van Gogh staan zij aan zij met de knap gewrochte experimenten van Miguel Declercq.(...) 'En er is niemand die zegt dat het een beter is dan het ander'.
Pardon?
In november was er wel degelijk iemand die in het literaire tijdschrift 'Bzzlletin' zei dat het een beter was dan het andere.
Pfeijffer zelf!
Hij maakte bezwaar tegen de poëzie van 'gebeurende' dichters, zoals Van Gogh en Peeters, die hun verstaanbarepoëzie maximaal toesnijden op een publiek. Hij hield een hartstochtelijk en mooi pleidooi voor ongewone, zelfs ontoegankelijke poëzie, omdat het, aldus Pfeijffer, nou niet bepaald aan de poëzie is om de dingen gewoon te zeggen. 'Complexe gedichten worden geschreven omdat de werkelijkheid complex is.' Niks charme en lichtvoetigheid. 'Verstaanbare poëzie is eenduidig, eendimensionaal, recht-toe-recht-aan en plat', schreef de dichter Pfeijffer.
Vanwaar nu eens dit lievige 'laat-duizend-bloemen-bloeien'-betoog van de criticus Pfeijffer?
Misschien heeft het te maken met de dichtbundel van Zwagerman die Pfeijffer recenseert. De titel van die bundel luidt: Bekentenissen van een pseudomaan. Een pseudomaan is, aldus Pfeijffer, 'iemand met een ziekelijke neiging tot liegen'. Hier zit er even weinig anders op dan Pfeiffer op zijn woord te geloven, want de Dikke van Dale kent het woord pseudomaan niet.
Het lijkt erop dat de recensie van Pfeijffer een 'bekentenis van een pseudomaan' op zich is.
Of het moet al zo zijn dat de opvattingen van Ilja Pfeijffer (dichtend onder het pseudoniem Ilja Leonard Pfeijffer) pseudo-elastisch (super-elastisch) zijn.
Het is evenmin uit te sluiten dat Pfeijffer zijn recensie heeft geschreven terwijl hij tuurde door een pseudoscoop (een samenstel van spiegels waarmee men de voorwerpen omgekeerd ziet).
(Bram Hulzebos, Nieuwsblad van het Noorden, 31-5-2001)


ONSTERFELIJK BELACHELIJK

Ik las Ilja Pfeijffers uitspraak over het huidige poëzieklimaat: 'Er is niemand die zegt dat het een beter is dan het ander' (VN, 26-5-2001).
Onwillekeurig dacht ik terug aan zijn eens zo vurig verdedigde stelling 'Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie' (Bzzlletin, oktober 2000). Ook dacht ik terug aan wat hij in het programma Nova (24-1-2001) zei: 'poëzie moet moeilijk en elitair zijn '. Nu plaatst Pfeijffer de poëzie opeens in een 'pretpark'. En nu beordeelt hij werk dat hij tot op enkele weken geleden verguisde ('vals, leugenachtig en plat') als 'charmant en lichtvoetig'.
Ilja Pfeijffer maakt met deze radicale ommezwaai zichzelf onsterfelijk belachelijk. En met hem zijn Revisor-kornuiten (!) Esther Jansma, Arie van den Berg en Tom van Deel. Die hem in de afgelopen maanden zo enthousiast ondersteunden in de aanval op dichters die de bevolking van dit taalgebied voor poëzie willen enthousiasmeren. Ik wens Pfeijffer c.s. veel plezier in de 'kermis waar niets moet en alles kan'. En ik dank de redactie van Vrij Nederland, die de terugkeer van de klucht binnen de Nederlandse poëzie mogelijk gemaakt heeft.
(Bart FM Droog, Vrij Nederland, 16-6-2001)


HET KOMT NIET MEER GOED MET ILJA

Het weekblad Vrij Nederland plaatste zaterdag een schrijven van Bart FM Droog, waarin hij nog eens uithaalde richting Ilja Pfeijffer, maar eigenlijk zijn de Groninger dichters de (non)discussie over 'gemakkelijke' en 'moeilijke' poëzie meer dan zat. De Epibreren Nieuwsmail van gisteren kwam er dan ook niet meer op terug.

Maar Pfeijffer en De Dichters uit Epibreren zullen vermoedelijk nooit vrienden worden. Het collectief legt het in de Nieuwsmail van 5 juni nog één keer uit, naar aanleiding van de inderdaad opmerkelijke omslag van Ilja. Toen nog Ilja Leonard Pfeijffer geheten vond vorig jaar dat: onbegrijpelijke poëzie beter is dan makkelijke poëzie (...), maar zegt in Vrij Nederland (week 21) ineens dat: ''Niets moet en alles mag'.
Bovendien schoot Epibreren in de wiek van een interview van Remco Ekkers in de Poëziekrant (maart/april 2001). Daarin komt de 'poëtenstrijd' in Nederland weer eens aan de orde en wordt ondermeer beweerd dat 'de mensen van Epibreren vinden dat de poëzie de straat op moet', 'wat tien jaar geleden de Maximalen al wilden', 'ze roepen omdat ze meer macht willen', dat tv en kranten vragen om begrijpelijker poëzie en: 'De mensen van Epibreren doen een zwaktebod door te zeggen dat hun teksten niet meer als teksten gezien moeten worden, maar als teksten plus muziek'
De Dichters uit Epibreren - Bart FM Droog, Tjitse Hofman en Jan Klug laten in de Epibreren Nieuwsmail van 5 juni derhalve weten dat Pfeijffer te Epibreren bekend staat als de man zonder standpunten, die 'maar wat roept, in de hoop daarmee in de media te scoren. Zodra de ene publiciteitsgolf is uitgeraasd, roept hij weer wat anders. Helaas roepen velen hem na en maken zich met hem daarmee volstrekt ongeloofwaardig.'
Het collectief zegt bovendien dat in de poëzie niets moet, te geloven in pluriformiteit en diversiteit en dat er geen enkel verband is tussen de Maximalen en Epibreren: 'Zij waren een losvaste in de media gehypete gelegenheidscoalitie die niet lang stand hield, om precies te zijn van 24 mei 1988 tot en met 29 september 1989. Wij zijn twee dichters en een muzikant die sedert 1994 in een hechte groep opereren om tot boeiende, gemeenschappelijke poëzievoordrachten te komen'.
Epibreren vermoedt dat 'Esther Jansma, literair commissielid bij uitstek, haar eigen machtsdenken op ons projecteert. Het enige wat wij te Epireren ambiëren is het schrijven van gedichten, het verwerven van voordrachten uit eigen werk en het publiek te enthousiasmeren voor Nederlandstalige poëzie, zowel binnen dit taalgebied als daarbuiten. En, last but not least, ongesubsidieerd te kunnen leven van ons werk.'
De vraag van het radio- en tv-volk is te Epibreren onbekend, terwijl het zo mogelijk een nog groter raadsel is 'wie van ons ooit gezegd heeft dat onze 'teksten niet meer als teksten gezien moeten worden, maar als teksten plus muziek' Simpelweg omdat we zoiets nooit zouden zeggen.'
Conclusie: 'Het begint nu toch wel op te vallen dat vrijwel alle mensen die positief aan Pfeijffers essay refereren net als Pfeijffer uit de kring rond het tijdschrift 'De Revisor' stammen: ze zijn of waren of redacteur danwel medewerker van/aan dit gesubsidieerde blad.' Niettemin blijft het te Epibreren een groot vraagstuk ' waarom wij naast vele andere, totaal verschillend schrijvende en totaal verschillend voordragende dichters als doelwit moeten fungeren. We weten wel dat we passen voor het maffe spel dat deze lieden spelen in het onlangs door Pfeijffer als poëziepretpark gekenmerkte contemporaine literaire klimaat.' Punt.
(Herman Sandman, Groninger Gezinsbode, 20-6-2001


EPILOOG

Te Epibreren is met verveling gereageerd op Pfeijffers nieuwste geraaskal, een ditmaal 14,5 pagina's tellend betoog in het marginale blad 'De Revisor', 2001/2. In de inleiding wordt het aangeprezen als "Ilja Leonard Pfeijffer rekent af met spontane poëzie, die goede poëzie denkt te zijn bij de gratie van authentieke emoties."
Het is het bekende verhaal: hij tovert wat begrippen bij elkaar, plakt deze op een stel nietsvermoedende dichters en misbruikt ze om zijn eigen poëzie te promoten. Uit dat stuk, 'De mythe van het spontane meisje':
De bundels van Judith Herzberg, Rutger Kopland, Anna Enquist, Esther Jansma en Willem Jan Otten staan vol simpele, directe, vormeloze gedichten. (...) Maar ze hebben ongelijk. De dichter dient te zijn zoals ik, de berekenende gluiperd die er heel hard aan werkt om spontaan te lijken.- Ilja Leonard Pfeijffer.


Deze 'berekenende gluiperd' zal de komende jaren ongetwijfeld continueren met zijn gezwets dat hem nu al tot risée van letterenland heeft gemaakt. Wat ons te Epibreren betreft: het dossier Pfeijffer is gesloten.

De Dichters uit Epibreren, 23-6-2001