Arresteer die dichter!

      door Sieger Baljon


     Previous Home Next
I

Dichten is rock 'n roll. Het kan niet vaak genoeg benadrukt worden. Wie zal me nog tegenspreken, sinds ik afgelopen zondagavond opgepakt werd bij de performance van een gedicht, vanuit de dakgoot op één hoog van galerie Schijnheilig op de Heiligerweg in Amsterdam? Eindelijk wordt de maatschappelijke kracht van het dichten op waarde geschat. Elke fatsoenlijke diktatuur weet dit natuurlijk allang. Nederland, waar de politiestaat natuurlijk nog in de kinderschoenen staat, was tot op heden redelijk laks in haar beleid tegen dichters. Nog jaren na elf september konden dichters uit Iran, Irak, Kurdistan of Marocco ongestoord hun woorden te horen brengen in de broeinesten van de linkse kerk, zoals de Balie, demonstraties, of (godbeterehet) Poetry International. Ze werden niet gewantrouwd, nee, ze werden omarmd als 'bruggenbouwers in een polariserende samenleving.' Wist dan niemand dat RAF-terrorist Andreas Baader een dichter was? En wat dacht je van de dichter Jezus (o.a. beroemd door het controversiele gedicht: neem het/dit is mijn lichaam/etc.) die wegens opruiïng door de Romeinse overheid ter dood veroordeeld werd? Angela Davis? Of de jarenlange dissident Dante destijds? Radovan Karadcic heeft ook net een nieuw boek uit. En dichters als Einstein of Brecht, jarenlang in het oog gehouden door achtereenvolgens nazi's en FBI? Celine en Hans Andreus waren ook niet vies van een flink potje dissidentie toen ze met de nazi's collaboreerden. Grote geesten zijn nu eenmaal per definitie staatsgevaarlijk in een domme samenleving. Het vervult me met trots dan eindelijk een plekje te hebben gevonden in dit illustere rijtje.

Het schept natuurlijk een fascinerend precedent, als dichters hier te lande eindelijk als volwaardig staatsgevaarlijk worden beschouwd. Het genereert bovendien geweldige publiciteit en inspiratie voor de dichter. Kunnen we op deze situatie alvast inspringen? Allicht kunnen we ervoor ijveren dat dichters hun pen en papier mogen houden indien opgesloten, ter meerdere eer en glorie van het dissidente culturele aanbod? Als immers repressieve landen ergens mee de sier maken in het buitenland, dan zijn het de gevluchte dichters. Als ik er over nadenk, kunnen we dat recht misschien ook op andere illegale kunstvormen toepassen, zoals bijvoorbeeld graffiti? Ook heb ik nog steeds last van mijn linkerhand door die handboeien. Kunnen er allicht poëzievriendelijker boeien ontworpen worden?
Even serieus, hoe kan dit? Het ene moment sta ik als een idioot voor te dragen vanuit de dakgoot, de straat vol geamuseerde mensen, het volgende moment arriveert er een politiewagen, waarop ik mijn gedicht afrond. Er klinkt applaus, ik verdwijn naar binnen om de mensen van de gekraakte galerie niet in problemen te brengen. Ineens hoor ik dat er een opstootje is, de politie wil naar binnen. De politie stuurt aan op een rel. Er schijnt gebeld te zijn voor een zelfmoordpoging. Zelfmoordpoging? Vanaf één hoog? Gezekerd met een feloranje koord? Waarom wil de politie zonder huiszoekingsbevel naar binnen bij een kraakpand/galerie; voor een valse zelfmoordpoging? Waarom niet op zoek naar de bron der valse melding? En nog zo wat vragen. In elk geval schijnen ze me te willen spreken, dus als ik kan helpen de boel te deëscaleren wil ik dat best. Ik heb immers niets illegaals gedaan. Toch?

Bij het openen van de deur staat er een agent voor mijn neus, fel aan het praten tegen iemand anders. Ik tik hem op de schouders. U wou míj spreken? Hij kijkt ietwat verbouwereerd, vraagt als hij zich hernomen heeft of ik even mee wil lopen. Prima, mij is het daar ook wat druk. Er is inmiddels een tweede wagen aangekomen en er arriveert een bus van, zoals ik later begrijp, de hondenbrigade. De agent neemt mij mee naar achter de politiewagen, probeert mij nog verder van het publiek te isoleren, dus ik zeg: laten we hier praten. Na wat tegengesputter gaat hij akkoord. Hij pakt zijn boekje en vraagt mijn naam. Mijn naam? Ik zeg: ik hoef u toch niet mijn naam te geven als ik niets verkeerd heb gedaan? U wou mij wat vragen, gaat uw gang. Hij wil echter niet praten. Ik wel. Ik wil weten wat er aan de hand is. Wie hier een overtreding heeft begaan. Hij begint te dreigen. Ik blijf rustig, zeg als compromis: ik treedt op onder de naam... hij is niet geïnteresseerd. Plotseling duwt hij me ruw tegen de muur en doet me handboeien om. Uit reflex slaak ik een schreeuw, dat doe ik niet zo snel. Ik vraag op welke grond ik opgepakt wordt. Ik vraag dit meerdere malen. Geen antwoord. Ik vraag wie ze zijn. Geen antwoord. Mensen van de galerie vragen wie ze zijn, of ze hun nummer willen geven. Geen antwoord. Ook twee anderen die protesteren tegen dit onwettige optreden worden opgepakt. Ik word in de politiewagen geduwd. Daar blijf ik een tijdje zitten. Iemand verklaart door het dichte raam dat ze erg van de voordracht genoten heeft. Ik dank haar, gebaar naar de mensen van de organisatie dat alles goed komt, en we rijden weg. Op het politiebureau tegenover de Melkweg word ik in de cel gezet zonder dat mijn handboeien afgenomen worden. Na een tijd wachten, (de akoestiek blijkt uitstekend en ik vind met mijn neus uit waarvoor de rode knop is: niet het lichtknopje maar de bel) word me verteld dat ik gearresteerd ben op grond van 'obstructie van de ambtsuitvoering'. Ik wou immers mijn naam niet geven als daar geen legitieme reden voor gegeven werd. Obstructie van de ambtsuitoefening?

Ik weet wel beter. Ik ben gearresteerd voor het voordragen van een gedicht. Voor het excentriek uiten van een kunstvorm. Ik ben gearresteerd omdat we op onverwachte wijze theater op straat brachten, ik en mijn dichtende voorganger. De politie kwam voor niets, kreeg haar zin vervolgens niet omdat de wet niet aan hun kant stond dit keer, en had vervolgens een zondebok nodig. Ik ben gearresteerd om het ego van een agent te redden. Wat een professioneel politieagent hoort te doen is: deëscalerend optreden. Keer op keer echter blijkt, zoals hier, de politie uit te zijn op escalatie om zijn eigen falend optreden te rechtvaardigen. Zoals hier: een van de andere twee arrestanten werd gefrustreerd in zijn poging de andere kalm te houden, terwijl de betreffende agent druk bezig was over diens hoofd de betreffende jongen verder uit te lokken. De vredesstichter pikt het niet, vraagt om identifikatie van de agent en wordt prompt gearresteerd. Ego.

Er is echter meer aan de hand. Niet alleen weten politieagenten zich soms niet te beheersen. Dat is universeel en heeft te maken met de risico's van macht. Het is erger: de politie houdt zich hier zelf niet aan de wet die ze zegt te verdedigen. Een pand trachten te betreden zonder huiszoekingsbevel of toestemming bewoners. Arrestatie zonder opgaaf van redenen. De weigering naam of nummer te geven, terwijl het hier openbare ambtenaren betreft, die verantwoording schuldig zijn aan de burger. Obstructie van de ambtsuitvoering? De agent zelf vormt hier de obstructie van de openbare orde. Is dit wat het terrorisme bereikt heeft? Dat voorheen ijzeren rechten nu gebogen en gebroken kunnen worden? Ruiken de politiecorpsen al de geur van de absolute macht, nu er in het veiligheidsdebat ineens geknabbeld schijnt te kunnen worden aan allerlei basisrechten ter discussie staan?

Dit is misschien de tijd en de plaats dat kunstenaars gezamenlijk verklaren dat, indien we afglijden naar een maatschappij waar de zekerheden steeds belangrijker en de angst steeds omvangrijker worden, kunst dan de morele plicht heeft de straat op te trekken om de mensen te confronteren met datgene wat steeds minder mensen nog durven: communiceren, anders zijn, je uitgesproken gedragen. Ik voorspel hierbij dat de meest relevante kunst de komende paar jaren uit illegale hoek zal komen. Misschien is goede kunst per definitie subversief, opruiend.

Nu was het toch al zo, dat de interessantste kunstenaars van de laatste jaren niet meer in de beslotenheid van de musea te vinden waren. Nee, die slopen 'snachts rond met de rugzak vol spuitbussen, op zoek naar een plek om creatief de liefde mee te bedrijven. Graffiti communiceert, het is een feit, meer met de massa dan een autonome navelstarende avantgardekunstenaar. Waar de kunstenaar in het laatste geval centraal staat, verdwijnt deze bij graffiti of andere vormen van guerilla communicatie volledig buiten beeld. Zoals Banksy, de Engelse straatkunstenaar die jarenlang anoniem wist te blijven terwijl hij zijn muurschilderingen maakte die op een humoristische manier spelen met een sterk radikale beeldtaal. Of onze eigen hollandse DELTA, de man die bijna eigenhandig de creatieve doch vrij eenvoudige graffititaal van letters met een evt. schaduwrand wist om te vormen tot een driedimensionale stijl, waarbij de letters alle kanten op kunnen buigen, als waren ze klei of een stuk cyberpunk-architektuur. En laten we vooral onze ooit zo kompleet vernieuwende massa-guerilla-communicator niet vergeten: Loesje. Zo kan ik nog een tijd doorgaan.
Nu is het waar, dat graffiti niet alleen maar grote geesten aflevert. Het medium is volkomen demokratisch. Iedere idioot met lef kan een spuitbus pakken en 's nachts een gooi naar de roem doen. Geen probleem. Een hoop graffitischrijvers verwerven voornamelijk roem door groot en opvallend, vaak en veel, schade toe te brengen, soms met een steeds verder geperfektioneerde stijl, soms met weinig meer variatie dan de plaats van het signeren. Toch is er telkens weer een opvallende elite, die daadwerkelijk uitblinkt op gebied van originele artisticiteit. Zo zag ik onlangs nog de geurvlaggen van ZEDZ (de technologische frontmakker van Delta) en IMTEK (op dit moment behalve met graffiti vooral alomtegenwoordig in de hoofdstad met zijn pictogram-mannetjes die zijn naam vormen) langs de treinrails staan, hun namen op strakke, esthetische manier gevormd door bekertjes die in een hek waren gestoken. Ook vernieuwend is de London Underground, die middels strakke zwartwit-figuren het straatbeeld verrijken, of de artiest die overal in de stad graffititekeningen van geluidsboxen neerzet, of de kunstenaar Laser, die middels spuitbus zijn nihilistische oneliners verspreidt. Kijk, dat is verrijking. En deze elite, dat is het mooie, weet zichzelf te vernieuwen, los van de gevestigde subsidie-instanties, los van musea of galeries. Waar ze soms dan toch wel weer eindigen, zoals Banksy helaas gedaan heeft. De kachel moet immers ook branden.

De kraakbeweging, nog zo'n voorbeeld van ondergrondse kunst. Jarenlang bruiste Amsterdam, en niemand van de bestuurders kon verzinnen waarom. Die waren te druk bezig de uitwassen van drugspanden en destruktieve bolwerken te bestrijden. Dus wat gebeurt er? Alle vrijplaatsen worden ontruimd (als laatste grote voorbeeld de Kalenderpanden) om peperduur aan ontroerendgoedhandelaren te worden verkocht; het natuurgebied rond Ruigoord (en een kwart van het dorp) wordt platgewalsd voor een haven die nu nog steeds leegstaat en Amsterdam's culturele leven loopt leeg. Rara, hoe kan dat. Het kwartje valt, Amsterdam begrijpt dat hij zijn kip met gouden eieren moet reanimeren en start een georganiseerd broedplaatsenbeleid, om vervolgens te ontdekken dat broedplaatsen moeilijk van bovenaf te organiseren vallen. In het kader van deze mislukking zijn in 2003 pakhuis Afrika en de Zwijger herkraakt, en het ADM (met zijn beruchte jaarlijkse Robodock-festival) blijkt sinds 1997 een gedeeltelijke vervanging voor de roemruchte Graansilo en Vrieshuis Amerika. Ook op kleinere schaal blijven er steeds interessante vrijplaatsen ontstaan zoals bijvoorbeeld Schijnheilig, of talloze andere voorbeelden. De kraakbeweging blijft, ook in andere steden dan de hoofdstad, een mooie plek waar geweldige dingen gebeuren ondergronds, dankzij het enthousiasme van bevlogen mensen, en vaak ondanks het beleid (en -laten we eerlijk zijn- het negatieve dogmatisme van sommige krakers).

Zo zijn er nog talloze voorbeelden. Was Herman Brood ook niet op zijn eigen destruktieve manier een geniaal kunstenaar, juist om zijn subversieve manier van leven, om de situationistische manier waarop hij eigenlijk zijn eigen kunst wàs? Waarom wordt het straatartiesten zo moeilijk gemaakt, als de RickvanderPloegen van deze samenleving al jarenlang betogen dat kunst minder elitair moet worden? Jarenlang is er bakken met geld gespendeerd om onwillige jongeren en allochtonen naar het theater te slepen. Waarom niet andersom: vrijheid bieden aan wat er aan kunst staat te trappelen om de straat op te stormen? Hoe kan je nou beweren dat een vrije markt de oplossing is voor alle problemen, als je het kleinschalige (soms straatarme) culturele ondernemers onmogelijk maakt om een goede jongleur- of vuurshow neer te zetten (uiteraard met de nodige voorzorgen)? Waarom kan iemand niet in de dakgoot staan en een show opvoeren, terwijl naast hem een gigantisch billboard nog veel harder loopt te schreeuwen? Ook poëzie zou deze rauwheid niet moeten ontlopen. Niet voor niets is Rottend Staal een geweldige naam voor een poëzieblad. Er is van alles aan het bruisen ondergronds, maar het zou de straat opgegooid moeten worden. Poëzie, kom uit je ivoren toren. Ontwikkel je clandestiene krachten. Sla je handen ineen met graffiti, theater, guerilla-communicatoren, stickeraars, alle liefhebbers van constructief kattekwaad.

Kortom: mij mogen ze nog 27duizend keer arresteren, tot de dag dat de straat niet meer door reclame, maar door kunst, poëzie en het virus van de verbeelding gedomineerd wordt.

 

terug naar boven


Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online

© Sieger Baljon 2004. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.