Ruben van Gogh

    
     column geschreven voor Wintertuin 2003


     Previous Home Next

Vertalingen, hertalingen en pastiches

Een van de bekendste, en meest geciteerde definities van poëzie luidt als
volgt: Poëzie is wat er verloren gaat bij de vertaling. Natuurlijk, als je
een gedicht letterlijk vertaalt blijft er alleen een vreemde, kale betekenis
over; de hele betekenissensamenhang, het hangen van de woorden om de klanken
en de klanken om de woorden en alles om elkaar heen: kortom wat een gedicht
tot een gedicht maakt, gaat verloren. Dat betekent niet dat gedichten niet
vertaald kunnen worden, maar wel dat, om er weer poëzie van te maken, ze
niet alleen vertaald moeten worden, maar ook hertaald. Een vertalende
dichter weet dat, die zal altijd proberen er weer een nieuw gedicht van te
maken. De dichter kan bijna niet anders dan zich het te vertalen gedicht toe
te eigenen wil hij hierin slagen. De hertaling maakt het gedicht ten slotte
tot gedicht, de kale vertaling levert er enkel de blauwdruk voor. De kale
vertalingen komen op het conto van de gebroeders Van Dale en Kramers, de
hertalingen komen op het conto van de dichters die deze gebroeders
raadplegen. Als een dichter een gedicht vertaalt, trekt hij het gedicht niet
alleen zijn eigen taal, maar bovenal ook zijn eigen oeuvre in. Over de kale
vertaling heen drapeert hij een bijpassende saus vol klank en samenhang:
zijn poëzie. Zo wordt de vertaling zijn eigen gedicht, daar ontkomt hij niet
aan.

Dan is er ook nog de pastiche: de opzettelijke imitatie van een bepaalde
stijl of bepaalde schrijver. Je zou kunnen zeggen dat dit ook een vorm van
vertalen of hertalen is. Hierbij is het noodzakelijk dat de vertaler zich
het idioom van die bepaalde schrijver eigen maakt, zonder zijn eigen idioom
te verraden. Dus enerzijds moet de vertaler, de pastichemaker dus, voorkomen
dat de vertaling naar zijn eigen oeuvre neigt, en anderzijds moet hij al
zijn dichterlijke kunne aanspreken. Het uiteindelijk resultaat moet niet het
oeuvre van de maker ingetrokken worden, maar in dat van de ander.
Vaak neigt de pastiche naar luim of spot, maar soms is het de dichter ook
ernst. Zo publiceerde het Poëzietijdschrift Awater vorig jaar twee 'nieuwe'
gedichten van Achterberg. Al vrij snel bleek dichter Pieter Boskma
geestelijk vader te zijn van deze nagelaten gedichten. In Boskma's lange
gedicht "ene arm vrij", het nieuwjaarsgeschenk dit jaar, van zijn uitgever,
blikt hij terug op het waarom van deze pastichepogingen, als Achterberg hem
in een droom verschijnt en hem er naar vraagt: "

[...]het is ook de liefde voor
de taal die zelf die liefde schiep,
[...]
Het is dansen rond de troon,
het is knieval, lof en hoon en
plagerij en ernst en spel."

Deze woorden moet u maar onthouden als u zo dadelijk gaat luisteren naar
enkele hedendaagse dichters die ieder werden gevraagd een bepaald Nederlands
gedicht te herschrijven. Die eigenlijk dus werden gevraagd dit gedicht hun
oeuvre in te trekken en te hertalen. De resultaten dobberen op aangename
wijze ergens tussen vertaling en pastiche in. Op een vreemde manier zijn de
hertalingen eigenlijk pastiches geworden van de hertalers zelf, alsof niet
de dichters die u zo gaat horen de auteurs zijn, maar zij die herschreven
moesten worden. De herschreven dichters lijken u toe te spreken alsof zij
van de hun herschrijvende dichters pastiches wilden maken, alleen trokken
zij hen daarbij per ongeluk hun eigen, reeds lang bekende, oeuvres in.
Als Wintertuin volgend jaar een vergelijkbare opdracht geeft aan dichters om
gedichten van elkaar te herschrijven zou daar nog een aardige prijsvraag aan
te koppelen zijn: wie schreef wie. Ik denk dat de prijs dan blijft liggen.




© Ruben van Gogh 2003. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.