HET GROTE
HENK VAN ZUIDEN-INTERVIEW
Epibreren - In zijn vakantiewoning
aan de Duinweg te alhier sprak onze sterverslaggeefster
Liesbeth van Dalsum met Henk
van Zuiden, dichter en bloemlezer.
Liesbeth van Dalsum: 'Hoe ga je
te werk bij het samenstellen van bloemlezingen?'
Henk van Zuiden: 'Altijd begin ik thuis. In de
loop der jaren heb ik een aardige collectie dichtbundels
verzameld. Omdat ik nagenoeg alleen maar poëzie lees,
ken ik min of meer het werk van veel dichters. Vaak weet
ik bij een bepaald thema welke dichters ik vooral moet
lezen en ook bij welke dichters ik niet meteen hoef te
zoeken. Zogenoemde vergeten, minder bekende en nieuwe
dichters laat ik niet links liggen, ik probeer er iets
treffends te vinden. Ben ik thuis uitgelezen, dan ga ik
naar de bieb, meestal wekenlang en vele dagdelen. Ook
maak ik heftig gebruik van internet. Zo heb ik voor de
bloemlezing over de stad Groningen veel kunnen putten
uit de bronnen van de Poeziemarathon-site.'
Liesbeth van Dalsum: 'Over welke bloemlezing was
je het meest tevreden? En waarom? Idem dito over de minste.'
Henk van Zuiden: 'Het klinkt vast erg saai en zelfverzekerd.
Maar steeds weer als ik kopij voor een nieuwe bundel inlever,
ben ik totaal tevreden. Dat is voor mij gewoon een voorwaarde.
Lukt me dat niet, dan moet ik simpelweg langer zoeken.
Totdat ik een gevarieerd geheel heb. Desnoods, maar dat
is me nog niet overkomen, smeek ik de uitgever om uitstel
van de deadline.
Er zijn twee bloemlezingen waar ik extra blij mee was
om ze te mogen samenstellen. Dat is de bundel met gedichten
over dieren Het
dierbaarst [1990], de eerste publicatie in wat
een lange reeks zou worden bij mijn
vorige uitgever. Diergedichten, omdat dieren mij erg
aanspreken. Zonder sentimenteel gedoe. Een heilig boontje
ben ik niet, maar dieren zijn een niet weg te denken onderdeel
van de schepping. Ze hebben het niet makkelijk met ons.
We rotzooien maar aan. Van ons rentmeesterschap maken
we een potje, het CDA
niet in de laatste plaats. Met deze bundel heb ik de dieren
een veilige plaats willen gegeven.
De tweede bloemlezing wat echt bijzonder voor mij is,
is de
recent verschenen bundel met gedichten over Den Haag,
omdat het de stad is waar ik woon, werk en liefheb. En
er bestaat geen bloemlezing waar ik niet helemaal achter
sta. Mooi hé?'
Liesbeth van Dalsum: 'Ja, dat kan ik van mezelf
niet zegggen. Maar ik ben dan ook geen bloemlezer. Iets
heel anders. Wat vind je de goede en minder goede kanten
van De
Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste
eeuw van Komrij?'
Henk van Zuiden: 'Het goede van dit enorme boekwerk
is de relatief lage prijs er van. Dit maakt het voor veel
lezers bereikbaar. Zo'n dikke zware pil is wel lastig
om in te lezen en bladeren. Maar dit bedoel je waarschijnlijk
niet met jouw vraag.'
Liesbeth van Dalsum: 'Dat zie je juist'
Henk van Zuiden: 'Voor velen in Nederland is Gerrit
Komrij de poëziepaus. Wat hij vindt en zegt nemen
veel mensen klakkeloos aan. De gemiddelde mens is lui
van aard, gaat dus ook niet zelf op ontdekkingsreis naar
de poëten, maar maakt dankbaar gebruik van Komrij
als reisleider. De nieuwe editie van de Komrijbijbel staat
op stapel. Ik ben benieuwd of hij weer het maximaal aantal
gedichten van een door hem geprezen dichter op tien stuks
heeft gehouden. Dat is veel voor zo'n bundel. Ik denk
dat hij veel 'jonge' dichters gaat opnemen. En niet om
te slijmen omdat Epibreren in het Noorden ligt, maar hij
kan niet de opvallende hoeveelheid nieuwe of uit de kast
gekomen, anders uit de kast dan een voorheen opgesloten
homoman of -vrouw, goede en belovende dichters uit het
Noorden negeren. Het zijn daar niet allemaal 'jonkies'
hoor, maar met de aandacht voor dichters uit het Noorden
heeft Komrij volgens mij wel wat in te halen.
Verder hoop ik dat hij eindelijk eens werk opneemt van
de goede dichters Chawwa
Wijnberg, Max
Croiset, Saul
van Messel en Johanna
Kruit. Ellen
Warmond, Bert
Schierbeek, Anton
van Wilderode en Willem
Hussem komen er bij Komrij bekaaid af, met slechts
een of twee gedichten. Misschien dat hij ze is gaan herlezen
en wat meer werk van deze dichters opneemt.'
Liesbeth van Dalsum: En wat vind je de goede en
minder goede kanten van de Spiegel
van de Nederlandse poëzie van wijlen Hans
Warren?'
Henk van Zuiden: 'Eigenlijk heeft de Komrij-bloemlezing
de Spiegel zinloos gemaakt. De Spiegel is
wel hanteerbaarder, maar er zit een grote overlap in.
Al heeft Hans Warren in de editie van 1979 meer opgenomen
van bijvoorbeeld wijlen Willem Hussem, een nog veel te
onbekend gebleven tijdloze dichter. Warren moest niets
van Schierbeek hebben, liet hem dus hélemaal weg,
maar waardeerde net als Komrij het werk van Ida
Gerhardt en eerde haar, ook net als Komrij, met tien
gedichten. Waarvan één ('Vogelvrij') door
allebei werd gebloemleesd. Deze keuze juich ik van harte
toe; Ida Gerhardt, en niet Vasalis,
is de belangrijkste dichteres uit de vorige eeuw.'
Liesbeth van Dalsum: 'En wat vind je ervan dat
Ilja Pfeijffer Warren is opgevolgd als samensteller van
de Spiegel?'
Henk van Zuiden: 'Overbodig om nu nog een nieuwe
Spiegel te maken. Zoals ik net al zei. Maar Ilja
Pfeijffer zal er als onervaren bloemlezer en herriemakende
dichter met de botte bijl inhakken. Hij wil rumoer en
zal dat ook wel krijgen. Ik verwacht een vreemde keus.
Naast werk van zijn voorbeeld Lucebert
is te verwachten dat hij in de geest van Warren - niet
in de Spiegel maar wel in de scheurkalenders - een royaal
aantal gedichten uit zijn eigen werk opneemt. Het lijkt
me dat hij Buddingh'
met zijn 'Blauwbilgorgel'
niet kan overslaan, zulke echt leuke fantasiewoorden moeten
hem toch ook wat doen, of zit ik er naast?'
Liesbeth van Dalsum: 'De vraag stellen is deze
beantwoorden. Ben jij eigenlijk benaderd om die Spiegel
samen te stellen?'
Henk van Zuiden: 'Nee, ondanks mijn oeuvre bloemlezingen
ben ik niet gepolst of gevraagd voor de Spiegel.
Het kan er mee te maken hebben dat ik niet 'omstreden'
ben, niet opval in artikelen zoals die van Pfeijffer.
Ik praat of schrijf niet de ene keer Zus en de
andere keer Zo over collega-dichters. En al kan
ik bepaald werk duidelijk niet mooi of goed vinden, ik
brand iemand niet vals triomferend tot diep in het riool
af. Kortom, het is waarschijnlijk aantrekkelijk om een
aandacht trekkende dichter als bloemlezer te nemen.'
Liesbeth van Dalsum: 'Hoe verklaar je de populariteit
van bloemlezingen?'
Henk van Zuiden: 'Ik denk dat dit komt door de
duidelijke thema's van de meeste bloemlezingen. Het onderwerp
boeit de koper of zo'n speciale bundel komt goed van pas
om aan iemand te schenken. Vaak worden zulke bundels ook
door mensen gekocht die amper gedichten lezen. Ook wil
men wel gebruik maken van een fragment poëzie bij
een bijzondere gebeurtenis. Dat haalt men dan uit zo'n
bloemlezing, dit bedenk ik niet, dit is mijn ervaring.
Let maar eens op geboortekaarten en doodsberichten. Maar
ook van alles wat daar tussenin zit. Er verschijnen bijvoorbeeld
rond Moederdag niet toevallig allerlei, vaak suikerzoete,
bundels van gelegenheidsuitgevers. Maar de mensen die
dit cadeau krijgen, kopen een volgende keer makkelijker
zelf ook een bundel, met vogelgedichten misschien. Zo
leren ze meer en beter poëzie kennen. Raken geïnteresseerd.
Dat hoop ik tenminste.'
Liesbeth van Dalsum: 'Van welke dichters van nu
worden de gedichten over pakweg vijftig jaar nog steeds
gebloemleesd? Doel hiermee op dichters die nu nog in leven
zijn of pas recent dood zijn.'
Henk van Zuiden: 'Dat hangt grotendeels af aan
de criteria die de bloemlezer zichzelf stelt en natuurlijk
prevaleert zijn eigen smaak en voorkeur. Ik denk, dat
over vijftig jaar de taal in die mate veranderd is, dat
dichters als Bloem
en Roland
Holst minder aanspreken. Er zijn momenteel veel jonge
dichters en, het lijkt wel een soort geboortegolf, dat
we hiervan horen komt vooral door de performance die ze
creëren. Ze worden gezien en laten hun sporen na.
Dat scheelt, ze hoeven niet meer eerst jarenlang te wachten
totdat ze gelezen worden. Dit is een prima ontwikkeling.
Aspirant lezers vinden zo makkelijker de weg naar hun
dichters. Waarschijnlijk zijn het vooral déze dichters
die over vijftig jaar gebloemleesd worden. Er blijven
natuurlijk ook klassiekers, ik kan het niet raden. Kijk
over vijftig jaar maar in de boekhandel of ga misschien
eerst op internet naar de dan overbekende site met poëziebloemlezingen
kijken.'
Liesbeth van Dalsum: 'Juist ja. Had gehoopt dat
je mij zou noemen als dé klassieke dichteres uit
2053, maar ...'
Even wordt het Van Dalsum te veel en ziet Van Zuiden
zich genoodzaakt een massa handdoeken aan te slepen, teneinde
de stortvloed aan Van Dalsums tranen te stelpen. Een kwartier
later...
Liesbeth van Dalsum: 'Met welke bloemlezing ga
of ben je nu bezig?'
Henk van Zuiden: 'Een bundel over de Waddeneilanden,
komt volgend jaar bij mijn uitgever
521 uit!'
(Rottend Staal Online, 22-7-2003)