De canon volgens de bloemlezers

      laatste update 8 augustus 2007


     Previous Home Next

Drie bloemlezingen Het basismateriaal Waardering en maxima
  Gedichten in alledrie bloemlezingen Vraagtekens
  Overlappende gedichten in twee van de drie  
  Dichters met verzen in alledrie bloem-lezingen  
  Kanttekeningen bij aantallen  


De Komrij, de Spiegel en de Breukers naast elkaar gelegd

Door Bart FM Droog, 2006/2007

(Deels eerder gepubliceerd op de Contrabas; waarschuwing: de auteur bevindt zich in alle drie boeken)

Met het verschijnen van 25 jaar Nederlandstalige poëzie 1980-2005 in 666 en een stuk of wat gedichten (oftewel de Vette Breukers, samenstelling Chrétien Breukers) beschikt het taalgebied naast De Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten (de Dikke Komrij, samenstelling Gerrit Komrij, 2004) en de Spiegel van de Nederlandse en Vlaamse dichtkunst (de Spiegel, samenstelling Hans Warren en Mario Molegraaf, 2005) over maar liefst drie overzichtsbloemlezingen van de recente poëzie.

De focus van de drie bloemlezingen is evenwel verschillend. Komrij richtte zijn camera op de periode 1800- september 2003, Warren en Molegraaf bekeken ruwweg gedichten geschreven vanaf circa 1870 tot en met poëzie gefabriceerd door dichters die tot en met 1976 geboren werden en Breukers onderzocht de gedichten van dichters die in of na 1980 debuteerden tot en met medio 2006.


Het complete onderzoek is op deze pagina's te lezen: dichters A t/m H, I t/m L, M t/m S en T t/m Z.

Tezamen 3405 bladzijden met circa 4000 gedichten, zeer veel informatie over afzonderlijke bundels en poëten én een tijdsbeeld van hoe in het begin van de eenentwintigste eeuw tegen de dichtersoeuvres aangekeken wordt. Alle reden om de drie boekwerken naast elkaar te leggen en grondig te vergelijken, waarbij ik het gedeelte van de Komrij dat de 19de eeuw beslaat grotendeels buiten beschouwing heb gelaten: de 19de eeuwse dichters die in zowel de Komrij als in de Spiegel voorkomen heb ik wel meevergeleken.

Ik verwachtte veel overlappingen aan te treffen. Maar qua gedichten was dat allesbehalve het geval. Juist daarom is het des te bijzonderder dat heel af en toe hetzelfde gedicht in alle drie bloemlezingen te lezen is. Ik vond er welgeteld negen. Let wel: het betreft hier gedichten van dichters die in of na 1980 debuteerden, in of voor 1976 geboren werden en deze gedichten voor september 2003 publiceerden.

Benno Barnard, NL, m, 1954: Behalve de haan
Maria Barnas, NL, v, 1973: Twee zonnen
Koos Geerds, NL, m, 1948: Kakkerlak
Chris Honingh, NL, m, 1951: Kampioen
Tom Lanoye, B, m, 1958: Poker
Ilja Leonard Pfeijffer, NL, m, 1968: Afscheidsdiner
Erwin Mortier, B, m, 1965: Signalement van het lijf
Peter Verhelst, B, m, 1962: Zorro
Menno Wigman, NL, m, 1966: Jeunesse dorée

Dit kleine lijstje - meer lijsten volgen - doet de vraag rijzen: is dit een aanzet tot een canon? Zijn dit de - redelijk recent geschreven - gedichten die elke poëzieliefhebber geacht wordt te kennen?

Ervan uitgaande dat de vier bloemlezers - Komrij, Warren & Molegraaf, Breukers - hun uiterste best hebben gedaan de belangrijkste, fraaiste, sterkste en bepalendste gedichten uit de oeuvres van vele honderden twintigste en eenentwintigste eeuwse dichters in hun bloemlezingen te verzamelen, lijkt het antwoord voor de hand liggend. Maar zijn deze negen gedichten daadwerkelijk de sterkste van de negen poëten?

Overlappingen

De bloemlezingen overlappen elkaar ten dele. In de Breukers wordt de afgelopen 25 jaar belicht. Hij werkt momenteel aan deel II, dat de periode 1945-1980 zal beslaan; ik vermoed dat als dat deel uit is, er wederom een klein aantal gedichten in zowel dat boek als in de Komrij en in de Spiegel te vinden zijn.

Tot die tijd geven Komrij, Warren en Molegraaf het volgende beeld van de periode vóór 1980 en met Breukers erbij van 1980 tot 2006. Ik trof 207 gedichten aan die in twee van de drie bloemlezingen voorkomen, in chronologische volgorde op geboortejaar:

Guido Gezelle, 1830-1899: Gij badt op ene berg, Ik misse u, Die avond en die roze; Pol de Mont, 1857-1931: Ballerinen; Willem Kloos, 1859-1938: Ik ween om bloemen; Augusta Peaux, 1859-1944: Eenzaam kerkhof; Jacques Perk, 1859-1881: Aan de sonnetten, Sanctissima virgo; Hélène Swarth, 1859-1941: Sterren; Frederik van Eeden, 1860-1932: Aan N. Beets; Prosper van Langendonk, 1862-1920: Maskers; J.A. dèr Mouw, 1863-1919: 'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid ...; Herman Gorter, 1864-1927: Gij staat zo heel, heel stil ..., Zie je ik hou van je ...; J.H. Leopold, 1865-1925: Schepen liggen er; waarom zo ..., Om mijn oud woonhuis peppels staan ..., O nachten van gedragen extase ...; J.B. Schepers, 1865-1937: Uit Brabant; Albert Verwey, 1865-1937: Jonge Prins, Het raadsel; Giza Ritschl, 1869-1942: Eens danste ik in een Csárda ..., Een vogel kwam in mijn kamer gevlogen ...; J.H. Speenhoff, 1869-1945: De liefde; J.K. Rensberg, 1870-1943: Verraad van Fabrieksgeheim; Jopie Breemer, 1875-1957: De Ruyter, Het gapen; Omer Karel de Laey, 1876-1909: Ideaal; Jan Prins, 1876-1948: De Bruid; Karel van de Woestijne, 1878-1929: Koorts-deun, Ik ben met u alleen, o Venus, 'k Zit met mijn lamme benen, Geur van het reeuwse beest; Jacob Israël de Haan, 1881-1924: De zingende danser, Aan ene jonge visser; Willem Elsschot, 1882-1960: Moeder [Als vader slaapt...], Het Huwelijk; Geerten Gossaert, 1884-1958: Cadente Lucifero, Madeleine la Posticheuse; Jan van Nijlen, 1884-1965: Bericht aan de reizigers; J.C. Bloem, 1887-1960: Dichterschap, De Dapperstraat; J. Greshoff, 1888-1971: Liefdesverklaring; A. Roland Holst, 1888-1976: De eenhoorn, Kroonjaar; Richard Minne, 1891-1965: Gogol; J.W.F. Werumeus Buning, 1891-1958: Zo tedere schade als de bloemen vrezen ...; Paul Verbruggen, 1891-1966: Homo tragicus; Martinus Nijhoff, 1894-1953: Twee reddelozen, Het kind en ik, Florentijns jongensportret, Impasse, De moeder de vrouw; Paul van Ostaijen, 1896-1928: Marc groet 's morgens de dingen, Polonaise, Alpejagerslied; Hendrik de Vries, 1896-1989: Koorts, Mijn broer; Gerard Bruning, 1898-1926: Het gezang der verminkte jongetjes; A.J.D. van Oosten, 1898-1969: Anita Petita; J. Slauerhoff, 1898-1936: Woningloze; S. Vestdijk, 1898-1971: Zelfkant, Marchefunèbre; Victor J. Brunclair, 1899-1944: Dorpsdans; H. Marsman, 1899-1940: 'Paradise Regained', Herinnering aan Holland; E. du Perron, 1899-1940: De Franctireurs, Het Kind dat wij waren; Gerard den Brabander, 1900-1968: Lied; Jan Engelman, 1900-1972: Vera Janacopoulos; Maurice Gilliams, 1900-1982: Gedroomd geluk, Tristitia Ante; Willem Hussem, 1900-1974: zet het blauw ...; Jo Landheer, 1900-1986: Dit is het bitterste op aarde ...; Ida Gerhardt, 1905-1997: Vogelvrij, Studentenkamer; Han G. Hoekstra, 1906-1988: De ceder; N.E.M. Pareau, 1906-1981: Voorval; Halbo C. Kool, 1907-1968: Oude heertjes in 't voorjaar, Blonde jongen; M. Vasalis, 1909-1998: Fanfare-corps; Paul de Vree, 1909-1982: Dagelijkse Berezina; J.B. Charles, 1910-1983: De zonnebril van plastic; Annie M.G. Schmidt, 1911-1995: Erwtjes; Jan Hanlo, 1912-1969: Wij komen ter wereld; Sonja Prins, 1912: portret; Frans Buyle, 1913-1977: Hulpkreet; Jan G. Elburg, 1919-1992: gelovig soms; Jos de Haes, 1920-1974: Een kus in Ter Kameren; Max Schuchart, 1920-2005: Het Chinese theekopje; Jan Willem Schulte Nordholt, 1920-1995: Middeleeuws schilderij; Bergman, 1921: Reisbrief; Hans Warren, 1921-2001: Voor een jonge dichter, Natuurlijk, De vondst in het wrak; Christine D'haen, 1923: Daimoon Megas; Gerrit Kouwenaar, 1923: men moet, totaal witte kamer; J.A. Emmens, 1924-1971: Meesterwerk; Lucebert, 1924-1994: ik tracht op poëtische wijze ...; Sybren Polet, 1924: Lady Godiva op scooter; Jan Eijkelboom, 1926: Woordjes leren; F. Harmsen van Beek, 1927: Beauty and Decay, Dirkje Kuik, 1929: Houtsnijder; Piet-Hein Houben, 1931: Steeds; Th.A. Sontrop, 1931: De eikel spreekt; Rein Bloem, 1932: Logopoeia; Judith Herzberg, 1934: Liedje; Rutger Kopland, 1934: Juffrouw A, Jonge sla; Leo Ross, 1934: Requiescat; Walter Haesaert, 1935: Zij was de tederste van alle tederheden ...; C.O. Jellema, 1936-2003: Zomernacht; K. Schippers, 1936: No, no Nanette; Bernlef, 1937: Prachtig; Jean-Paul Franssens, 1938-2003: Rooie plukken alle kanten op; Hendrik van Teylingen, 1938-1998: Exit Testudo graeca; Victor Vroomkoning, 1938: Vuilniszakken, Bedrijvigheid; Kees van Kooten, 1941: Aan het werk; Eddy van Vliet, 1942-2002: Dood; J.A. Deelder, 1944: De hardnekkige Samaritaan; Anton Korteweg, 1944: Op verzoek; Neeltje Maria Min, 1944: Diep in de put waar haar gebeente ligt ...; Frans Budé, 1945: Oever; Peter M. Heringa, 1945-1987: Een dronk op het terras van La Concorde; Frank Koenegracht, 1945: Het vermoeden van Koenegracht; Jan Kal, 1946: Voortplanting; Gertrude Starink, 1947-2002: de twintig scherven passen in elkaar ...; Anneke Brassinga, 1948: Blijde boodschap; Koos Geerds, 1948: Kakkerlak, Asielzoekers; Paul Marijnis, 1948: Dichter; Huub Beurskens, 1950: Hollandse wei; Stefan Hertmans, 1951: Mijn beurt, Pogrom; Chris Honingh, 1951: Kampioen; Jean Pierre Rawie, 1951: No second Troy; Lut de Block, 1952: Vrouwen, de gevulde van veertig...; Miriam Van hee, 1952: De eerste lentedag; Luuk Gruwez, 1953: Het troostconcours; Tonnus Oosterhoff, 1953: Naar mijn mening moet iedereen vanaf heden ..., Kritiek; L.F. Rosen, 1953: Boorziek mensdom; Benno Barnard, 1954: Behalve de haan; Renée van Riessen, 1954: De vrouw en de trommel; Koen Stassijns, 1954: Dit huis; Guido de Bruyn, 1955: Het achterwerk; Wouter Godijn, 1955: Eilanden; Arthur Lava, 1955: Glamour; Pieter Boskma, 1956: Mager sujet, Verstrikt; Arjen Duinker, 1956: De steen bloeit; Rabin Gangadin, 1956: Ik ben opgehouden te denken ...; Herman Brusselmans, 1957: Een wonder; Marjoleine de Vos, 1957: Kooklust; Maarten Doorman, 1957: Het verleden en de jeugd...; Johan Joos, 1957: Opinie; Piet Gerbrandy, 1958: Uit logeren; Tom Lanoye, 1958: Waf waf waf, Poker, Programma; F. Starik, 1958: Goed met de dood; Wim Brands, 1959: De jas; Erik Menkveld, 1959: Alles mag je worden; Marc Tritsmans, 1959: Merel; Dirk van Bastelaere, 1960: Nachtzusters, Op de rechte plaats; Willem de Geus, 1960: Glorie; Jan Kostwinder, 1960-2001: Wake; André Verbart, 1960: Kwellingen; Nachoem M. Wijnberg, 1961: Race; Arjan Witte, 1961: Kikkerbloed; René Huigen, 1962: De buik der poëzie, Gesneden koek; Peter Verhelst, 1962: Zorro; Joost Zwagerman, 1963: De dichter heeft te regelen, Zeven Joosten; René Puthaar, 1964: Zondagskind; Koenraad Goudeseune, 1965: Zelf dichter worden; Erwin Mortier, 1965: Signalement van het lijf; Menno Wigman, 1966: Bijna dertig, Jeunesse dorée, Misverstand; Victor Schiferli, 1967: Rekwisieten, Onze moeders; Ilja Leonard Pfeijffer, 1968: afscheidsdiner, sjonnieboy, air, vuurvogel; Jan Lauwereyns, 1969: Eindejaarsfeesten; Mark Boog, 1970: Klein huis, Water, aspirine, jou; Ingmar Heytze, 1970: Solliciteren, Nocturne, Arnon Grunberg, 1971: al die mensen; Jan Geerts, 1972: Een vogel; Jo Govaerts, 1972: Waar ik naar verlang vandaag ...; Dimitri Verhulst, 1972: Liefde over duizend jaar; Maria Barnas, 1973: Twee zonnen; Alfred Schaffer, 1973: Kies nu een gedachte; Jannah Loontjens, 1974: Solipsist, Nieuwjaarsnacht; Ramsey Nasr, 1974: Maak mijn moeder; Mustafa Stitou, 1974: Affirmaties, Koppig; Lernert Engelberts, 1977: Herschrijving van Ulysses; Bas Belleman, 1978: Mobieltje

Net als bij het lijstje van gedichten die in alledrie de bloemlezingen voorkomen, blijkt uit deze lijst vooral de eigenzinnigheid van de vier bloemlezers: bijvoorbeeld J.H. Leopolds prachtvers 'O, als ik dood zal, dood zal zijn ...' staat niet in de Spiegel, wel in de Komrij. Slauerhoffs 'De schalmei' daarentegen wel in de Spiegel, niet in de Komrij.

Terwijl ik met dit onderzoek bezig was werd ik erop gewezen dat je niet alleen naar de gedichten moet kijken, maar ook naar de in de bloemlezingen opgenomen dichters. Een goed argument: een dichter als Gerrit Achterberg, die in zowel de Komrij als in de Spiegel met het maximum van tien gedichten is opgenomen komt in bovenstaande overzicht niet voor.

In alledrie

De onderstaande 82 dichters hebben verzen in zowel de Komrij als in de Spiegel en de Breukers. Met tussen haakjes het aantal gedichten in elk van die drie anthologieën:

Jan Baeke (4-1-6), Benno Barnard (3-2-3), Maria Barnas (2-1-1), Dirk van Bastelaere (6-4-6), Lut de Block (4-2-3), Kurt de Boodt (1-1-6), Mark Boog (4-1-6), Pieter Boskma (6-1-5), Wim Brands (4-2-6), Anneke Brassinga (3-3-4), Frans Budé (2-1-6), Joris van Casteren (1-1-1), Paul Claes (2-1-1), Miguel Declercq (4-2-4), Daniël Dee (2-2-1), Maarten Doorman (4-3-3), Bart FM Droog (2-2-4), Charles Ducal (6-3-4), Arjen Duinker (7-3-6), Anna Enquist (5-3-2), Henk van der Ent (3-2-5 [in Komrij en Breukers onder ps. Marieke Jonkman, in Spiegel onder ps. Anton Ent]), Rabin Gangadin (3-1-3), Koos Geerds (4-2-3), Piet Gerbrandy (6-3-5), Peter Ghyssaert (8-3-6), Wouter Godijn (3-2-3), Ruben van Gogh (6-3-6), Koenraad Goudeseune (2-2-4), Elma van Haren (4-2-6), Stefan Hertmans (5-3-6), Ingmar Heytze (7-4-6), Tjitse Hofman (1-1-3), Peter Holvoet-Hanssen (4-2-6), Chris Honingh (3-1-1), Cees van Hoore (2-2-4), Philip Hoorne (3-2-6), Piet-Hein Houben (3-1-1), René Huigen (7-1-6), Esther Jansma (5-3-2), Johan Joos (3-1-4), Hester Knibbe (2-1-4), Antoine de Kom (2-2-2), Marcel Koopman (2-1-4), Astrid Lampe (1-1-3), Tom Lanoye (8-4-4), Jan Lauwereyns (3-1-5), Joke van Leeuwen (3-1-2), Peter van Lier (3-2-3), Tomas Lieske (3-1-1), Jannah Loontjens (3-1-4), Erik Menkveld (6-2-3), Erik Metsue (1-1-4), K. Michel (4-2-6), Erwin Mortier (3-1-3), Ramsey Nasr (4-2-2), Tonnus Oosterhoff (8-3-6), Hagar Peeters (4-2-3), Ilja Leonard Pfeijffer (8-4-6), René Puthaar (5-2-3), Renée van Riessen (2-2-6), L.F. Rosen (4-1-6), Alfred Schaffer (4-2-6), Victor Schiferli (3-1-4), Patty Scholten (6-2-6), Erik Spinoy (3-2-6), F. Starik (2-2-6), Mustafa Stitou (5-1-3), Toon Tellegen (7-7-4), Mark van Tongele (3-4-6), Peter Verhelst (7-2-5), Dimitri Verhulst (4-1-2), Jos Versteegen (2-1-3), Marjoleine de Vos (1-2-3), Victor Vroomkoning (2-2-9 [in Breukers 6 onder eigenlijk pseudoniem + 3 van Stella Napels]), Henk van der Waal (1-1-2), Rogi Wieg (7-7-3), Menno Wigman (7-2-6), Nachoem M. Wijnberg (6-4-3), Arjan Witte (3-1-3), Michaël Zeeman (2-2-1), b. zwaal (2-1-3) en Joost Zwagerman (4-2-3)

Wederom gaat het hier om dichters die in of na 1980 en vóór september 2003 debuteerden. Het aantal dichters dat in zowel de Komrij als in de Spiegel staat bedraagt circa 387. In de Spiegel staat werk van - als ik goed geteld heb - 456 poëten. De links in de bovenstaande alinea geven aan welke dichters in augustus 2007 beschikken over een eigen site).

De waardering en de maxima

Met het aantal gedichten per dichter geven de bloemlezers aan hoezeer ze het werk van de afzonderlijke dichters waarderen. Het is frappant dat geen enkele dichter met meer dan een gemiddeld aantal gedichten in alle drie de bloemlezingen terecht gekomen is. Toon Tellegen komt er het dichtst in de buurt. Met zeven gedichten in zowel de Komrij (maximaal tien) als in de Spiegel (maximaal tien) en vier in de Breukers (maximaal zes) kan men - puur cijfermatig - concluderen dat volgens de H.H. bloemlezers Toon Tellegen de beste dichter is van hen die sinds 1980 publiceerden.

Maar: de samenstellers van de Spiegel hebben er voor gekozen geen enkele 'jongere' dichter meer dan zeven gedichten toe te kennen; een ruimere keuze is voorbehouden voor dichters die al vóór 1980 publiceerden en de doden. Een begrijpelijk en wijs besluit: poëzie moet rijpen en pas na ettelijke decennia blijkt welke gedichten tegen de tand des tijds bestand zijn.

In de Breukers, die enkel de afgelopen vijfentwintig jaar beslaat, heeft een groot aantal dichters (34) het maximum aantal van zes verzen gekregen. Wat ik ietwat jammer vind, omdat het daardoor onduidelijk blijft wie volgens de samensteller tot de top behoren. In mijn optiek moet een overzichtsbloemlezing een gids zijn en zou het aantal dichters met een maximum aan verzen daarom beperkt moeten blijven. Breukers roept meer dan dertig keer: 'Dit is werkelijk superb' en ik denk na de tiende uitroep: stop, nu wordt het ongeloofwaardig.

In de Komrij hebben 23 dichters het maximum gekregen. Maar daar dit boek, althans dat gedeelte dat bekeken is voor dit onderzoek, ruim honderd jaar beslaat, is de categorie 'superbe' dichters mooi afgemeten. Helemaal omdat Komrij één ervan, Jacob Israël de Haan, met vijftien gedichten heeft opgenomen en daarmee aangeeft wie volgens hem de 'beste' dichter is. 'Duidelijkheid is geschapen', om mijn collega Tjitse Hofman te citeren.   

Duidelijkheid op dit gebied geeft ook de Spiegel: acht dichters in de hoogste categorie. Een mooi overzichtelijk aantal. Nu is het aardige dat de maximumtoekenning van Komrij enerzijds en van Warren en Molegraaf anderzijds bij precies zeven dichters overlapt, te weten:

Gerrit Achterberg (1905-1962)
Ida Gerhardt (1905-1997)
Guido Gezelle (1830-1899)
Jacob Israël de Haan (1881-1924)
J.H. Leopold (1865-1925)
Martinus Nijhoff (1894-1953)
J. Slauerhoff (1898-1936)

Uit dit lijstje blijkt eens te meer hoe 'traag' de poëzie werkt: de top wordt gedomineerd door dichters die meer dan een halve eeuw geleden hun verzen schreven. De complete maximumtoekenningslijsten:

Max. in Komrij (met tussen haakjes aantal in de Spiegel)

Gerrit Achterberg (10); J.C. Bloem (7); Remco Campert (7); Hugo Claus (9); J.A. dèr Mouw (8); Ida Gerhardt (10); Guido Gezelle (10); Herman Gorter (6); Jacob Israël de Haan (10); Pierre Kemp (5); J.H. Leopold (10); Lucebert (8); H. Marsman (8); Richard Minne (5); Martinus Nijhoff (10); Paul van Ostaijen (9); A. Roland Holst (8); J. Slauerhoff (10); Albert Verwey (6); S. Vestdijk (5); Hendrik de Vries (6); Leo Vroman (5); Karel van de Woestijne (7)

Max. in Spiegel (met tussen haakjes aantal in de Komrij)

Gerrit Achterberg (10); Ida Gerhardt (10); Guido Gezelle (10); Jacob Israël de Haan (15); Gerrit Kouwenaar (7); J.H. Leopold (10); Martinus Nijhoff (10); J. Slauerhoff (10)

Max. in Breukers (met tussen haakjes aantal in de Komrij en Spiegel)

Jan Baeke (4-1); Dirk van Bastelaere (6-4); Paul Bogaert (2-0); Kurt de Boodt (1-1); Mark Boog (4-1); Wim Brands (4-2); Tsead Bruinja (0-2); Frans Budé (2-1); Arjen Duinker (7-3); Peter Ghyssaert (8-3); Ruben van Gogh (6-3); Elma van Haren (4-2); Stefan Hertmans (5-3); Ingmar Heytze (7-4); Peter Holvoet-Hanssen (4-2); Philip Hoorne (3-2); René Huigen (7-1); Hans Kloos (1-0); Jan Kostwinder (3-0); Marc Kregting (2-0); K. Michel (4-2); Tonnus Oosterhoff (8-3); Ilja Leonard Pfeijffer (8-4); Renée van Riessen (2-2); Alfred Schaffer (4-2); Patty Scholten (6-2); Albertina Soepboer (2-0); Erik Spinoy (3-2); F. Starik (2-2); Gertrude Starink (2-0); Mark van Tongele (3-4); Han van der Vegt (0-0); Victor Vroomkoning (3-2); Menno Wigman (7-2)

De drie lijsten laten in eerste instantie zien hoe persoonlijk de keuze is van elke bloemlezer en dat eigenlijk alleen een maximumtoekenning in twee van de drie bloemlezingen iets zegt. Eén bron is namelijk géén bron. In het aantal gedichten per dichter is Komrij het grilligst, Breukers het ruimst en Warren en Molegraaf het conservatiefst.

Opname en toekenningsbeleid

Smaken verschillen en alleen daarom al is het gevaarlijk iets te zeggen over het aantal gedichten dat per dichter is toegekend. Uit het voorafgaande overzicht van de maxima in de Komrij, de Spiegel en de Breukers blijkt hoezeer de bloemlezers de diverse oeuvres waarderen. Toch moet er iets gezegd worden, omdat deze overzichtsbloemlezingen impliceren een historisch overzicht te geven. Zo staat J.A. Deelder (1944) in de Komrij met 5 en in de Spiegel met 3. Op zich mooie aantallen, maar hoe die zich verhouden met de aantallen die bijvoorbeeld Ruben van Gogh (1969, 6 in de Komrij, 3 in de Spiegel), Ingmar Heytze (1970, 7-4) zijn toegekend?

Ik noem hier Van Gogh en Heytze omdat het twee dichters zijn die deels in de traditie van Deelder opereren en enkel door Deelder dat hebben kunnen bereiken wat ze bereikt hebben én een oeuvre hebben dat aanzienlijk kleiner is dan dat van Deelder.

Deelder debuteerde in 1966 en valt daarom buiten het bestek van de Breukers. Wie daar wel binnen vallen zijn Bart Chabot, Ton Lebbink en Diana Ozon, die alledrie begin jaren tachtig debuteerden en een enorme impact hadden op de toenmalige poëzie-geïnteresseerde jeugd, middels hun bundels, middels een Bulkboek[1], middels hun optredens, middels hun tv- en radiosuccessen[2]. Een groot aantal dichters die in de traditie werken van Chabot, Lebbink en Ozon is opgenomen in de Breukers, maar het ontbreken van de 'meesters' is ronduit bizar.

Ook bizar is bij vlagen het toekenningsbeleid van zowel Komrij als van Warren en Molegraaf, die relatief jonge dichters méér of evenveel verzen toekennen dan aan oudere dichters met een omvangrijk en een zichzelf bewezen hebbend oeuvre, dat allerminst gedateerd is. Neem Victor Vroomkoning (1938), auteur van een tiental sterke bundels: drie verzen in de Komrij, twee in de Spiegel. Hoewel ik (jaargang 1966, met inmiddels drie bundels) erg blij ben met mijn twee gedichten in zowel de Komrij als in de Spiegel, snap ik werkelijk niet waarom mij bijna evenveel gedichten zijn toegekend als Vroomkoning.

Maar misschien valt er helemaal niets te snappen - al lijkt me dat sterk. In alledrie de bloemlezingen is overduidelijk nagedacht over het aantal gedichten per dichter - en in mijn opinie zijn de samenstellers van de Spiegel in grote lijnen daar het best in geslaagd.

Kanttekeningen bij de aantallen

De aantallen zeggen niet alles: zo staat in de Breukers een vier bladzijden tellend gedicht van Marc Reugebrink, dat evenwel als één gedicht geteld wordt. Ter vergelijk: de vijf gedichten van Menno van der Beek beslaan een kleine drie pagina's. Het gedicht van Mustafa Stitou in de Spiegel neemt bijna evenveel ruimte in als de zes gedichten van Gerard Reve en in de Komrij beslaan de vijf gedichten van Fritzi Harmsen van Beek meer ruimte dan de acht van Ilja Leonard Pfeijffer.

[1] Bulkboeken - Boeken in krantenformaat, waarop scholieren zich konden abonneren. Deze zeer goedkope boeken waren in de jaren zeventig en tachtig uiterst populair onder de schooljeugd.

[2] De impact van een radio- of tv-optreden anno 2006 valt niet te vergelijken met dat wat het had vóór de komst van de kabel- en commerciële zenders. Je had Nederland 1 en 2, Hilversum 1, 2 en 3 en dat was dat.



Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© Bart FM Droog / Rottend Staal Online 2006-2007. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.
© No part of this website may be used or reproduced in any manner whatsoever without the written permission of the authors, except in the case of brief quotations embodied in critical articles or reviews.