naar beginpagina naar overzicht gastdichters
|
Pia Tafdrup, geboren in 1952 te Kopenhagen en daar nog steeds
woonachtig, is in Scandinavië en ook daarbuiten een begrip. Ze debuteerde in
1981 met de bundel Når det går hul på en engel, waarvan in 1982 de
Engelse vertaling When an Angel's Been Grazed verscheen. Daarna volgden
een tiental dichtbundels, twee toneelstukken en enkele andere werken. Sinds
1989 is ze lid van de Deense Academie en sinds 1991 van de Deense Taalunie.
Haar gedichten zijn in vele talen vertaald, waaronder het Engels, Duits,
Frans, Turks en Arabisch. In de Nederlandstalige anthologie Een maan door
het koren, Deense poëzie van de 20ste eeuw zijn enkele gedichten van haar
opgenomen.
De Deense Koninklijke
Bibliotheek over Pia Tafdrup (Deens)
Een in het Engels vertaald gedicht van Pia Tafdrup Een Engelstalige
cv
Omgivet til alle sider af klipper og ørken stiger jeg ned i en flod nat efter nat svømmer op mod et vandfald i sol - kølende rent er vandet, der når mig til sjælen – for næste dag atter at færdes, hvor støvet gløder i de pulserende gader
Hjertet er ved skillevægge delt i kamre
som den gamle by i fire kvarterer alle forbundet med hinanden Sammen slynger de blodet rundt i mørket giver ilt, giver næring og lys til organismen
Drejer trods advarsler i form af råb og knuste flasker ind i
gyder
hvor duftstriber af anæstetiske parfumer blander sig med lugte af dampende møg og får luften til næsten at stå stille Tilstanden mellem husene er ikke anderledes porøs end skændet jord, der afventer næste høst
Jeg går ind i verden, og den er virkelig som ord, der ikke
dukker op
før det øjeblik, de ønsker sig ind i et digt og pludselig kan høres Hvor de ellers opholder sig er ikke til at vide medmindre de eksisterer som skygger om natten eller findes som bortgemt tillid
Jeg går ind i middagstimen, ind i de snævre passager
hvor netværket af grenede muskeltråde fortættes og jeg, der før hilste på Abraham, Isak og Jakob viger nu for en profetlignende mulæseldriver der fjernt opløftet er på vej mod bjerget med den høje himmel.
Omringd door rotsen en woestijn
loop ik elke nacht een rivier in zwem naar een waterval vol zon - verkoelend schoon is het water, dat mijn ziel raakt – om de volgende dag weer te zijn waar het stof gloeit in de pulserende straten
Het hart is door wanden in kamers verdeeld
zoals de oude stad in vier wijken onderling verbonden Pompen ze het bloed de duisternis rond geven het organisme lucht, voedsel en licht Loop, waarschuwingen in de vorm van geroep en kapotte flessen ten spijt, steegjes in Waar geurflarden van verdovende parfums zich mengen met de stank van dampend vuil en de lucht bijna doen stilstaan De sfeer tussen de huizen is poreus als geschonden aarde, die wacht op de herfst
Ik ga de wereld in en die is werkelijk als woorden die pas
opduiken
op het moment dat ze zich in een gedicht wensen en plotseling gehoord kunnen worden Waar ze de rest van de tijd verblijven weet niemand of het moest zijn als schaduwen in de nacht of als verhuld vertrouwen
Ik loop het middaguur in, de nauwe gangen
waar het netwerk van spieren zich verdicht en ik, die eerder Abraham, Isaac en Jacob groette ga nu opzij voor een profeetachtige muilezeldrijver die ver verheven op weg is naar de berg met de hoge hemel.
© Simone Akkerhof en Bart FM Droog, januari 2001 |