Ilja Leonard Pfeijffer: dé parodie-poëziepagina

home

eigen verzen

fan-poëzie


'De dichter dient te zijn zoals ik, de berekenende gluiperd
(Ilja Leonard Pfeijffer, De Revisor, 2001/2)

Bezoek www.iljapfeijffer.nl - de officiële Pfeijffersite

 

 

POËZIE VAN ZIJN FANS
n.a.v. de Mythe

Serge van Duijnhoven - O, Muze dezer dagen!
Kees Wennekendonk - De grauwe razer
Bart FM Droog - Vette engel
Ronald Ohlsen - Pfeijfferiaanse kynologie
Tsead Bruinja - (-)  
Ingmar Heytze - De hoer


 

terug naar boven

PFEIJFFERIAANSE KYNOLOGIE
 
Mochten er dan twee soorten dichters zijn,
dan is er een gelijkenis met hondjes.
Soort a jaagt graag op zijn staart en draait rondjes.
Soort b gaat in 't veld op jacht naar konijn.
 
Dankzij de kynoloog Ilja L. Pfeijffer
weten we nu over hondjes wat meer.
De staartbijter is, zo schrijft hij geleerd,
als hond meer waard dan de konijnengrijper.
 
De mystiek van het jagen op de staart
is de zin van elk eerlijk hondenleven,
niet weggelegd immers voor koe of paard.
 
Een hond dient enkel één doel na te streven
mee te mogen draaien in dit heelal,
rondje na rondje, als hemels geval.

 

© Ronald Ohlsen, 2001
(eerder gepubliceerd op Rottend Staal Online, 2001)
 
terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht

DE HOER
 
Voor Ingmar Pfeijffer
 
Schrijf geen gedicht meer. Wat doen ze er toe?
Stort achterflap na achterflap vol achterklap,
de schaar weet raad en wat tussen de kaften staat
dat dondert niet. Jij zingt je lied van daar en hier,
jij bent de man van wat en hoe.
 
Posteer je in de pluche stoel
voor een enorme boekenkast, rook shag
(de pijpen waren op), bestel een televisieploeg
en lach jezelf maar minzaam toe.
 
Jawel, mijn held, jij komt er wel, wat heet:
je bént er, om te blijven. Val de spiegel om de hals
en kus dat zilverglad gezicht -
 
wat zal je nog gedichten schrijven?
 
 
© Ingmar Heytze, 2001
(eerder gepubliceerd op Rottend Staal Online, 2001)

 

terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht


(-)

Inclusief onbegrip kwam ik gesneld naar moeder aarde, later dan het mysterie haar intrede had maar ruim op tijd om jaloers jachtig toe te kijken hoe ik, ik wou dat ik twee jezussen was, aan 's wetenschap laatste avondmaal, de wijn schonk en het brood brak.
Ik stond versteld zo pijnloos werd ik opgenomen dat een zeurderig gevoel van onverradenheid mij bekroop dat geitenmelk onmogelijk zou sussen. Vragen omringden me zoals wie brengt op een dwaalspoor deze rechtschapenen, wie zal mijn gevallen lot vervolmaken.
Stuurloos stak ik van wal in mijn dweperige barge zag daar geen bal noch hoorde dolfijnen spreken meldde en passant de oorlog aan deze radelozen die zich eindelijk rap onbegrepen het vragenvuur aan de schenen zouden weten erger nog hoeveel moeite het kost om open deuren te breien en niet in theatrale hysterie tot de hemel te schreien.
Vader vader waarom hebt gij mij zo vroeg  begrepen breng nu toch dit doods verlangen te duiden tot bedaren.

© Tsead Bruinja, 2000

terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht


VETTE ENGEL

  op Ilja Leonard Pfeijffer


En zie, er kwam een vette engel
naakt uit zijn ivoren kaartenhuis
parmantig stapte hij voort

'ziet', sprak hij, 'mijn kleren
zijn ze niet mega-fraai?
o, in kleuren lila-lente!'

het volk, beschaamd
door dit akelig gezicht
zweeg, liet de engel in extase

nu danste hij en sprong
op naar de sterren, zong
van 'zinken zonk zingen!'

maar toen de regen kwam
en kilte kwabben deed swingen
zwol de engel en smolt.

© Bart FM Droog, 2001

terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht

O, MUZE DEZER DAGEN!

  indachtig Ilja Enigma Pfeijffer


Zie daar o broeders zusters, zie
de poezie is alchemie,
formule uit het lab van hartstocht
stukgeslagen op het aambeeld
van je wijsgeworden neocortex
stenen hersenkwab en zie
daar
waar
in extase en extenso wordt gegraven
naar die ene klomp galvanisch goud
dat eeuwig, oud, uit gerst en modder,
havermout gebrouwen goed van ritme, klank
en lettergrepen die in schitterend conclaaf
de zin- en zintuigen ontregelen
en versmeden tot een sieraad
dat met trots gedragen mag
en liefst nog voorgedragen
maar in geen geval
begraven in het somber woud
van heidense germanen

zie daar, o dichtersvrienden, vandaar
dat poezie = alchemie
en wij haar edelsmeden
die onze tongen scherp likken
aan de ruwe rots van een geërodeerd verleden
welkom! al wie deze smidse wil betreden,
en die dicht en rapt of die zijn hymnes
blaast en voelt de polsslag van de eeuwen
eeuwenoude rithmus kloppen in zijn bloed...

O! Zeg mij
Muze, zeg mij dat
het woord vandaag
nog niet heeft ingeboet
aan kracht en komt, collega's al tezamen
en zweert samen, zegt het voort o!: fuck!
aan de geheimtaal van het zacht
en zurig smiespelen, en fuck!
aan de codes der eliten, fuck!
aan al wie jullie monden snoeren wil
en stroop smeert om de lippen druipend
vol van kaviaar en kikkerdril en fuck!
aan al wie jullie liefst met pek en veren
in wil smeren... want! wie klaarheid zegt
is lang niet klaar met zeggen
maar begint juist pas met spreken
zingen, dichtersdansen in zijn eigen pas

ja daarom o alchemisten:
blaast het vuur maar aan
en spuuwt onder de blinde ogen

van uw maan en de planeten
uw vlammenzee van woorden
laat komen uw spraakwaterval
springt op dat podium en bral
uw ode aan Homerus of Archilochos,
aan Pindarus of Dante zijn vazal
o broederschap tot in de dood
ontsproten aan de muzenschoot
o kinderen van Calliope, Erato, en Poly
Polyhymnia, weest gegroet een ieder, driemaal
en hoera en bidt en vloekt en rapt en dicht
en stottert, stamelt, stuitert maar
en laat het beest maar in je los
de daemon in je razen. Maestro's...
kom maar op! Muziek! De beuk er in
en smijten met die glazen!
laat de burgerlijken, redelijken,
rederijkers elders grazen,
en zingt en zegt het voort:
in de smidse van de poezie is plek genoeg
voor alle dwazen! dus komt, en kom maar op
treedt nader, oink en toe maar, hup en hola
hee de beat erin want zonder techno tijd
en puberpraat het dreunen van verheven hamerslagen
is er geen hartstocht meer in deze dagen
geen halsstarrig kloppen van nieuw bloed
geen spik spak spetterend & overspelig
sperma dat de taal op moeder aarde
van haar o zo jong al grijs
en sterfelijk cocon ontdoet

© Serge van Duijnhoven, 2002


terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht

DE GRAUWE RAZER

Door de straten van de stad waart een nieuwe grauwe razer
zo weggevlogen uit een cartoon met Bommel en Tom Poes
woest op de wereld, woest op zichzelf en vergeten op wat nog meer
vervloekt hij iedereen, precies zoals Willem Arntz hem losgelaten heeft.

Opgeslagen in de kluwen van zijn bebaarde ravenkop liggen
zwarte mijnenvelden omgord door kilometers prikkeldraad
waar zijn rusteloze geest zich uit pure wanhoop dan maar
radeloos in volle overgave wentelt stort en baadt.

Krassend op de hoek staat hij en smijt met onvermoed volume
in het staccato en het idioom van Gilles de la Tourette:
VUILE KUT! (rust) GORE KUT! (rust) VUILE KUT! (rust) GORE KUT! (rust)
- wat wij onze kinderen geruststellend snel uitleggen
als een afkorting van Kwalitatief Uiterst Teleurstellend -
want wat moeten wij met deze man uit Marten Toonder
die zo op het oog al minstens driemaal over- en uitbehandeld is?

Moeten wij krotenkokers dit dan zo maar laten
of moeten wij deze man opnemen in ons program
zo eens per jaar op bijvoorbeeld Vastgelopenrelatiedag
aan kop van een fanfare met Olivier B. Bommel tambour-maitre
en daarachter Joost Nuissl met zijn koor
die met kuise stem het gevuilekut complementeren
met 'toch ben ik blij dat ik je niet vergeten ben?'

© Kees Wennekendonk, 2001

terug naar boven            terug naar poëzie-overzicht