Joost Zwagerman

      laatste update 7 november 2013: deze pagina wordt niet meer bijgewerkt;
     zie de Nederlandse Poëzie Encyclopedie voor meer over Joost Zwagerman:
     http://www.nederlandsepoezie.org/dichters/z/zwagerman.html


     Previous Home Next

biografie gedichten: contact
De Maximalen Mainport Kaasstad, 2005  
meisjesbedden zijn er, 2004  
  Zeven Joosten, 2001  


BIOGRAFIE

Joost Zwagerman werd te Alkmaar geboren op 18 november 1963, vier dagen voor de moord op John F. Kennedy, en aangezien die moord allerlei feiten en gegevens omtrent die novembermaand overvleugelde, is nauwelijks te achterhalen wat voor weer het op de achttiende november was. Vermoedelijk was er die dag geen weer; was er slechts een bovenklimatologisch Niets, bij wijze van lugubere voorbode van de moord die de wereld vier dagen later te wachten stond.
Zwagerman woont en werkt te Amsterdam.


Joost Zwagerman tijdens de Poëziemarathon 2002 te Groningen
© Henk Veenstra, 2002

Hij debuteerde in 1986 met de roman De houdgreep, waarna tal van romans, verhalen- en essaybundels volgden. In 1987 verscheen zijn eerste dichtbundel Langs de doofpot (Arbeiderspers), gevolgd door De ziekte van jij (Arbeiderspers, 1988) en Bekentenissen van de pseudomaan (Arbeiderspers, Amsterdam, 2001). Van zijn boeken zijn inmiddels meer dan 800.000 exemplaren verkocht.

Voor tal van kranten en tijdschriften schreef en schrijft hij columns en artikelen.

Van 1998 tot 2000 was hij als recensent en commentator regelmatig te gast bij Barend en Van Dorp. In 1999 maakte Zwagerman een tournee langs de Nederlandse theaters met een avondvullend programma samen met Ronald Giphart, getiteld 'Hamerliefde'.

In 2003 presenteerde hij het roemruchte VPRO-programma 'Zomergasten'. In de zomer van 2004 doet hij dat weer.

Op 24 maart 2004 werd hij door burgemeester M. van Rossen benoemd tot Stadsdichter van zijn geboorteplaats Alkmaar.

Zie www.joostzwagerman.nl en raadpleeg ook www.google.com voor nog meer over Joost Zwagerman.

 

DE MAXIMALEN

Op de niet meer in werking zijnde site www.biblioonfoon.nl werd in het begin van de eenentwintigste eeuw helder uitgelegd wie de "Maximalen" waren. Aangevuld met archiefmateriaal uit de bibliotheek van Epibreren vormt dat verhaal een feitelijke versie van de zo vaak aangehaalde Maximalen-mythe:

In 1988 stelde Arthur Lava (pseudoniem van Howard Krol) de bloemlezing Maximaal (In de Knipscheer, Haarlem) samen met gedichten van Pieter Boskma (1956), Bart Brey (1955), Koos Dalstra (1950), René Huigen (1962), Johan Joos (1957), Tom Lanoye (1958), K. Michel (ps. van Michel Kuipers, 1958), F. Starik (1958), René Stoute (1950-2000), Joost Zwagerman (1963) en Lava (1955) zelf.

Het boek werd op 24 mei 1988 gepresenteerd, het is de enige keer dat alle elf dichters bijeen zijn geweest, waaruit mag blijken dat ze nooit een werkelijk coherente groep hebben gevormd. Hoewel er sprake is van onderlinge vriend- en verwantschappen zijn de verschillen tussen de Maximalen minstens zo groot geweest als de overeenkomsten. Anderhalf jaar na verschijnen concentreren ze zich op individuele inspanningen. De meeste Maximalen zijn het erover eens dat de taak als groep is vervuld. De groep had haar statement gemaakt. Op 29 september 1989 hieven de Maximalen zichzelf op.

Meer informatie hierover is o.a. te lezen op p. 183- 235 van het boek Collega's van God van Joost Zwagerman (Uitg.Arbeiderspers,1993.ISBN 9029561599).

terug naar boven


MAINPORT KAASSTAD


In 2004 registreerde
luchthaven Alkmaar
12.614 vliegbewegingen.
Dat is een toename van 1447
ten opzichte van 2003.

Telraamkinderen uit Rooie Dorp
houden een fancy fair in het clubhuis
van de Vereniging Vliegtuigspotting Alkmaar.
Burgemeester Ahmed Mahdaoui
verricht de feestelijke opening.

Hoe ontzettend op de bon je ging
als je bij het opstijgen
niet je hand uitstak. Maar
dat was toen. Nu telt de stad
haar zegeningen in de vorm van
buitenschoolse statistieken.

Is er een Klein-Alkmaar in Marrakech?
Dragen ze bromtolbolle kazen rond in Fèz?
Speel voor piloot die aan de grond blijft
en zie hoe in de kuilen van het dialect
mensen zachtjes landen in gesteven kleren.
Zijn er djelabbah’s als gezichten?
(Hoog boven de stad zweeft
een tweetal leestekens
dat de huid van deze regel
stilomrand bedekt.)
Zo leven soms ook Alkmaarders
van buiten tussen haakjes
die niemand zegt ooit te hebben gezet.

Eén meisje van de telraamclub
liet statistieken voor wat ze zijn.
Keek ’s ochtends vroeg in mijmering
toe hoe haar moeders hoofddoek
zich plooide naar wolkenluchten
van Carel Willink. Zodat haar
wangen gloeiden als bij Pyke Koch.
Waar zijn intussen de Farouds,
de Mehmets of de dolle Fatima’s
in het nieuwdoortrilde Schuttersstuk?
Waar rookt Shouf Shouf Habibi
een bij uitstek Langestraatse pijp?
Wel hinkstapsprongen
meer dan dertig dansmariekes
in onbetaalbare souplesse langs
witte schotels in Overdie en Hoefplan:
zacht sissend van verbeelding
ontdooit de commerciële kabelaar - vlieg mee
op Tapijt Overstad! Plant duizend bloemen
rondom landingsbaan De Mare. Richt
alle verrekijkers van de stad op
de incheckbalies Kooltuin of het Fnidsen.

Aan de blanke top der duinen
waait steeds dezelfde goedbedoelde wichelvlag.
Moeder met de mediterrane
willinkdoek legt het haar
zoons en dochters realistisch uit:
het platste van het grootste
het grootste van het platste
is altijd synoniem aan
trots-fonkelende nietigheid.

Pompen wij een Hollands woord op
tot de gebergten van het Rif,
en het puimsteen van de berghelling
vindt zich terug in zachte
specie die verkorrelt en verkruimt
tussen de inlegstenen van ons clubhuis.
Fancy fair doft zich donzend op
voor handreiking van fabel en finesse.

Vandaar die vliegbewegingen
boven de stad. Het zijn de
pollen intercontinentaal,
het is uitwolkend stuifmeel
dat onverhoeds leven geeft aan nota’s
en rapporten over meerduidig Dubbelstad.
Adem stil de luchtstroom in die
kringelt van Rabat naar singelgracht.

Geloof de aangelijnde honden niet als
zij met subsidie blaffen naar
de plaatselijke maan. Want morgen
komt hier iemand een enquète.
Of wij hier thuis wel thuis zijn hier.
Wijzen we klein-knipogend naar boven.
Zien we tussen willinkgrijze luchten
grote groepen mannen zweven,
de jasjespakken wit, de hoeden kleur,
hun vleugels rond: kaasdragers
uit de nieuwe tijd. Mainport Kaasstad
rolt zich in eigen levenstempo uit.
Kindskinderen boeken verre reizen
naar de goudvertelde binnenstad. Maakt
het nageslacht de vliegbewegingen,
zittend op wat in overlevering
zal heten grootmoedertjes tapijt.
Regen in de stad zal
onze leeftijd kleuren.
Regen in de stad wordt
confetti om te drinken.

© Joost Zwagerman, 2005


(-)

meisjesbedden zijn er

om devoot bij neer te knielen
en temidden van zijn concurrenten
hufters abseilers en lepe imbecielen
knielde roeshoofd altijd doodleuk mee

willig retoucheerde hij zich tot een
schakel in de keten van veroveraars
men las de lobben van het zaad
als een fijnmazige diaspora
een heetverkleefde stoppeldraad
de bedbewoners week bijeengebonden
door een web van hartzeer en chlamydia

roeshoofd houdt nu bed
zoals een ander audiëntie
zijn balboekje geurt namen
als rivotril tranxene
seroxat en phenergan
samen zijn die namen muze
waarvan de nobele essentie
nooit als de meisjes van weleer
tussen zijn lakens mag
hij schelt nu met zijn rechterhand
en aan zijn bed verschijnt
hem zuster antipsychotica
zij brengt inzicht en verlichting
inzicht is verhoging van de dosis
verlichting een geschilde peer
een boterham met hagelslag
en als hij nu nog knielt
dan is dat om te schijten
zuster is naar elders opgepiept
en veegt van z'n leven niet
zijn kontgat af dat doet hijzelf
de reetlucht aan zijn handen
heet bij hem concrete metafysica


© Joost Zwagerman, 2004
uit de cyclus over 'Roeshoofd'

ZEVEN JOOSTEN

Die nacht had ik zeven mooie hoofden
die ik naast mijn ene leven legde op de kast.
Ik deed het licht uit en de hoofden sliepen in.
Mijn romp speelde sjamaan in bed, de halsrib
rond en roodbeknoest, doorzinderd vlees
met aderen die schreeuwden. Mijn zeven mooie
hoofden in rust op rij. Ik verzorgde mij
zoals mijn moeder vroeger plantjes water gaf.

Alles wat ze zeggen over mij is altijd waar
en samen zijn we alle zeven niemandsland.
Alle pluche is ballast voor het polymorfe hoofd.
Mij is geen zonde of verzaking aan te wrijven,
ik doe mijn plicht en vraag niets in ruil.
Ik geef munten aan wie vraagt, duplicaten
aan wie waant, ontucht in het volle licht,
mijn monden vangen zevenvoudig zaad. Mijzelf
genoeg. Ik sta ingeschreven voor onteigening
maar weet niet of verhoord gebed mij past.


© Joost Zwagerman, 2001
uit: Bekentenissen van de pseudomaan. Gedichten, Arbeiderspers, Amsterdam, 2001

CONTACT
site: www.joostzwagerman.nl

BOEKINGEN

SSS
Stichting Schrijvers School Samenleving
Huddestraat 7
1018 HB  Amsterdam
telefoon: 020-623.49.23

Sebes & Van Gelderen - Publicity & Creative Support
Kerkstraat 301
1017 GZ  Amsterdam
Tel. +31 (0)20 616.09.40
Fax. +31 (0)20 618.08.43
E-mail: info@boekeenschrijver.nl

UITGEVERIJ
Uitgeverij de Arbeiderspers
Postbus 2877
1000 CW  Amsterdam
tel: 020-524.75.00
fax: 020-622.49.37
e-mail: info@arbeiderspers.nl

 

Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© Joost Zwagerman / Rottend Staal Online 2004-2005. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.