Het Nieuwe Leren

      laatste update 30 september 2005


     Previous Home Next

HET NIEUWE LEREN

De armoede van mijn ouders zorgde ervoor dat ik al op zeer prille leeftijd werd blootgesteld aan het nieuwe leren, ja, men zou zelfs kunnen zeggen dat ik een nieuwe leerling avant la lettre was.

Mijn ouders waren namelijk zo arm dat ze hun kinderen, zodra deze konden lopen, ter arbeid stuurden. Nu wilde het toeval dat mijn ouders in achter-Drenthe woonden, een streek zo mogelijk nog armer dan zijzelf, waar geen ander werk dan werk in het veen te vinden was.

Veel Drentse plaatsnamen duiden daar overigens nog op: Klazienaveen, Veen, Veenendaal, Veelerveen, Veendam… Veendam? Ja, Drenthe was toen nog veel groter dan nu - ik weet het nog goed - Veenmuiden, Veenbeek, Geen-veen-want-al-afgegraven-veen, Veenhuizen, Veenoord, Veenwouden, Veenklooster en natuurlijk de populaire gehuchten Turf, Jenever en Achterdocht. Omdat in deze topografische benamingen alle letters van het alfabet voorkomen - op de p, de q, de x en de y na - leerde ik alras door de voortdurende wisselwerking met sociale en culturele omgevingen spelenderwijs lezen en schrijven, terwijl ik als driejarige huppelend over de veengronden onderweg was naar mijn kekke kinderarbeidsplaats.

Waar kinderen uit de gegoede families hun jeugd doorbrachten met het zingen van 'twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen' droegen mijn achthonderd broers en zussen en ik twee maal vele emmertjes turf van de turfgravers naar lekke trekschuiten, pompten twee maal vele emmertjes water uit die onheilsschuiten en sjokten vol goede moed en altijd opgewekt terug naar de turfgravers, waar het proces zich herhaalde, van zonsopgang tot zonsondergang, acht dagen in de week, zes weken per maand, dertien maanden per jaar.

Zodoende leerden we van de grondbeginselen van de bodemkunde, de mechanica, de voortbewegingsleer, de elementaire beginselen der chemie alsmede iets van de waterhuishouding en bereikte ik mijn zesde levensjaar.

Terugblikkend op die periode weet ik nu dat ik me toen al aan zelfverantwoordelijk leren, levensecht leren, authentiek leren, natuurlijk leren, coöperatief leren en samenwerkend leren te buiten was gegaan. Maar ik was zes, stond nooit stil, de wereld lag voor me open en ik hoorde van de… gasmijnen te Slochteren.

Daar kon je als kind pas echt aan de slag! Daar… was werk aan de winkel. Dus… daar viel praktijkgericht en werkplekeigen te leren. Ik kuste mijn door hongeroedemen gekwelde ouders vaarwel en ondernam de barre tocht naar het exotische Slochteren.

Zes jaar werkte in de Slochterder gasmijnen. Elke ochtend begon de dag om half vijf. Ik ging in een grote kinderkolonne neerwaarts, de mijnschacht in om diep onder het oppervlak gas met een rietje uit de mijnwanden te zuigen, dat gas enige tijd in mijn longen op te slaan om het daarna in gasflessen te lozen, die we op het eind van onze veertienurige werkdag naar boven zeulden. En hoewel het zwaar werk was en dagelijks vele kinderarbeiders om het leven kwamen waren we blij en tevreden, daar diep in de schoot van moeder aarde.

Want we wisten wat we deden. We wisten dat wij met ons gas het land lieten koken, dat wij met ons gas de huizen verwarmden, maar bovenal wisten we dat wij het nieuwe leren in toepassing brachten. Er was daar geen spanning tussen theorie en praktijk: als wij met onze gasgevulde longetjes naar de flessen wankelden, badend in het zweet in de slecht gestutte mijngangen leerden we constructie- en ademhalingstechniek en ook de rekenkunst werd door ons lustig geprakkizeerd, daar diep in de aarde.

Dat deden we acht dagen per week, vijf weken, per maand, dertien maanden per jaar en de jaren vlogen heen, als bladeren voor de wind en voor ik het wist was ik twaalf en rijp voor een carrière-move: de paden op, de lanen in, het zeegat uit.

Ik zwaaide Slochteren en haar gasmijnen vaarwel en huppelde naar de Eemshaven, waar ik aanmonsterde op een vikingschip. Plunderend en moordend, gecoacht door gepokt en vooral aan de mazelen lijdende Denen, Noren, Zweden, Lappen en dekens zwierven we de wereld rond, en leerde ik van de toegepaste geografie en hogere zeevaartkunde, waarbij ook de krijgskunst in al haar bloeiende aspecten niet buiten beschouwing bleef.

Kortom, het nieuwe leren, ik weet er alles van en heb er ontzettend veel baat bij gehad in mijn verdere loopbaan, die me uiteindelijk van Groningen naar Kaapstad en van Yerevan tot Noordpolderzijl bracht. Maar dat is weer een heel ander verhaal.


Bart FM Droog, 2005
Column uitgesproken tijdens het Dwarsdiepdebat, Usva, Groningen, 30-9-2005


Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© Bart FM Droog/Rottend Staal Online 2005. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.