HET GROTE ANNEKE CLAUS-INTERVIEW
Epibreren - In november debuteert onze medewerker Anneke
Claus met de bundel BONZAI!.
Reden voor onze sterverslaggeefster Liesbeth van Dalsum
haar op te zoeken. Het werd een diepgaand gesprek over
auto's, poëzie en het kapsel van Patty Scholten
Liesbeth van Dalsum: 'Lieve Anneke, binnenkort
verschijnt je debuutbundel. Waarom moeten we die gaan
lezen?'
Anneke Claus: 'Och Liesbeth, wat zal ik zeggen.
Omdat er muziek in zit!'
Van Dalsum: 'Mijn geliefde Ruben
van Gogh, met wie ik overigens geen verhouding heb,
heeft over je boek, waarin je tevens tekende voor de tekeningen,
gezegd: 'Toch blijf ik het gevaarlijk vinden: dichters
die hun eigen gedichten illustreren, dan wel eigen tekeningen
toevoegen. Het riekt mij te veel naar amateur-uitgaven
van lieve vrouwen vol talenten (sorry, maar ik kan me
niet herinneren ooit een mannelijke dichter met eigen
tekeningen in de bundel te zijn tegengekomen)' Wat is
je reactie daarop?'
Claus: 'Allereerst, dat je geliefde...'
Van Dalsum: 'Met wie ik overigens geen verhouding
heb. Maar ga vooral verder.'
Claus: '...zich wellicht eerst iets beter had kunnen
documenteren. Zoals in de reacties op zijn
uitspraak te Contrabaslog al veelvuldig werd opgemerkt:
Vinkenoog, Lucebert, Leo Vroman, Kees Stip, Hugo Claus
illustreerden hun bundels zelf. Voor zover ik weet allemaal
geen lieve vrouwen. Van Gogh was overigens ruimhartig
genoeg om vervolgens toe te geven dat hij min of meer
intuitief reageerde op het verschijningsbericht van mijn
geïllustreerde bundel. En ik begrijp zijn terughoudendheid
ook wel: in het goede geval kunnen illustraties een tekst
versterken. Pak je het slecht aan, dan wordt het een onsamenhangend
geheel. Ik heb die keuze echter niet voor niets gemaakt.
Mijn gedichten en tekeningen zijn altijd hand in hand
gegaan, ze vertellen één verhaal. Als het
goed is, behoeft dat geen verdere verdediging of verantwoording-
zien is geloven. Het gaat er dus niet om dat ik ineens
twee kunstjes tegelijk uit de kast wil trekken- dan kon
ik ook wel zingend in mijn tutu op het podium gaan staan.
En die gedichten vol wuivend riet en verdwijnende
voetstappen in de branding waar van Gogh het over
heeft, daar voel ik me ook geenszins door aangesproken.
Mijn poëzie is niet lievig, mijn tekeningen evenmin.'
Van Dalsum: 'Je hebt vóór mij met
een concullega van de Contrabas gesproken. Waarom heb
je de primeur van het
eerste interview niet aan moi gegund? En waarom
staat in dat non-interview nergens vermeld dat je publiceert
op Rottend Staal?'
Claus: 'Ach ja, mijn exuses, Liesbeth. Ik was je
lange teentjes even vergeten. Maar zonder gekkigheid:
Chrétien Breukers was er gewoon eerder bij! En
dan ben ik heel goedkoop, hoor. Wat betreft die publicatie
van mijn teksten op Rottend Staal heb je natuurlijk groot
gelijk. Een typisch geval van prehistorisch denken mijnerzijds,
om internetpublicaties niet voor vol aan te zien. Breukers
heeft de tekst inmiddels aangepast.'
Van Dalsum: 'Dat siert de man. En zoiets had ik
niet verwacht, zeker niet van een Limburger. Maar soit.
Bij dat interview staat een foto afgedrukt van Connie
Palmen in haar jonge jaren. Waarom? En wie zegt mij
dat jij - die live in niets lijkt op La Palmen, geen door
Connie ingehuurde actrice bent?'
Claus: 'Zeg, begin jij daar nu ook al over? Dat
is nu al de zoveelste keer dat ik die gelijkenis naar
mijn hoofd geslingerd krijg! Maar vooruit, hoe jij weet
dat ik geen afgevaardigde van Miss Palmen zelf ben? Vraag
me anders even of ik geen betoog over de Allesverzengende
Onvoorwaardelijke Liefde voor je in petto heb, dan
zul je zien hoe slecht ik mijn huiswerk heb gedaan.'
Van Dalsum: 'Euh, nee, laat maar. Iets heel anders.
In dat interview las ik ook dat je kinderen hebt. Je bent
nog erg jong, dus waarom heb je nu al kinderen, die je,
blijkens hun rondslingerende speelgoed in de achtertuin
wel erg vrij opvoedt?'
Claus: 'O, dat was alleen maar ter illustratie
van een punt dat ik probeerde te maken.'
Van Dalsum: 'Och, dus dat was helemaal niet letterlijk
bedoeld?'
Claus: 'Ik zocht naar een voorbeeld van iets dat
je blikveld vervuilt, en dacht automatisch aan rondslingerend
speelgoed. Van die neonkleurige plastic rommel, weet je
wel? Het is overigens een uit de praktijk gegerepen voorbeeld,
want ik deel mijn tuin met zon 250 buren, waarvan
een stuk of tien kleine kinders- dus die emmertjes en
schepjes, die liggen er steevast. Zwerfspeelgoed, het
bewijs dat er nog gefröbeld wordt in jachtige tijden!
Hardstikke mooi, gewoon laten liggen. Met uitzondering
van skateboards, daar wil je je nek nog wel eens over
breken.'
Van Dalsum: 'In het Contrabas-interview kreeg je
de vraag voorgelegd: 'Welke dichters behoren tot uw inspiratiebronnen?'
In je antwoord komt geen enkele dichteres voor. Waarom
niet? Vind je niet dat wij vrouwen elkaar een beetje moeten
steunen? Je had toch tenminste moi kunnen noemen?'
Claus: 'Helemaal niet! Ik ben vreselijk slecht
in wiskunde, dus die
mathematische poëzie van jou, daar snap ik helemaal
niets van. Kijk, het is niet dat er geen dichteressen
zijn die ik bewonder. Vasalis,
Neeltje
Maria Min, Judith
Herzberg- dat is groots, dat zijn zo van die bakens,
daar kun je niet omheen. En ook jongere dichteressen als
Albertina
Soepboer en Vrouwkje
Tuinman schrijven hele mooie dingen. Maar als je mij
vraagt waar ik vandaan kom, dan kom ik toch eerder bij
toneelschrijvers en singer-songwriters uit dan
bij dichters, en toevalligerwijs zijn het ook nog eens
allemaal mannen. En ja, natuurlijk moeten wij vrouwen
elkaar een beetje steunen, net als zullie mannen onderling,
en mannen en vrouwen onder elkaar. Wat ik bedoel te zeggen:
het lijkt me onzinnig om wie dan ook te steunen omdàt
hij groen of geel, van het ene of het andere geslacht
is. Het gaat er denk ik vooral om dat je de mensen opzoekt
met wie je iets kunt- dat daar dan nog eens iets moois
uit voortkomt.'
Van Dalsum: 'Je komt net als de onlangs door moi
geïnterviewde Gerrit Komrij uit de Achterhoek. Waarin
zijn jullie nog meer verwant? En nee: dan bedoel ik niet
dat jullie beiden verzen bakken.'
Claus: 'Dat we allebei op mannen vallen? Geen idee,
ik ken Komrij natuurlijk niet persoonlijk. Maar de manier
waarop hij zich ervoor ingezet heeft de poëzie bij
een breder publiek onder de aandacht te brengen, verdient
respect- of je het nu altijd met zijn keuzes eens bent
of niet. In de poëziewereld ligt navelstaarderij
nog ernstiger op de loer dan in andere vakgebieden: het
bevolkingsaandeel dat je bereikt, is in de meeste gevallen
nog steeds nagenoeg nihil. Dan zijn toegankelijke bloemlezingen
en laagdrempelige evenementen het minste waar je aan kunt
werken, om niet helemaal te verzanden in gepreek voor
eigen parochie.'
Van Dalsum: 'De dichtjeugd van tegenwoordig wil
het de hele tijd over poëtica's hebben. Je
doet toch niet aan die modegril mee?'
Claus: 'Nee, zeg. Noem mij maar dichter! 'Dichteres'
vind ik al minder klinken, poëtica vind ik
ronduit bombastisch.'
Van Dalsum: 'Ja, net als 'Gertrudel' en Zen
en de kunst van het luchtgitaarspelen. Of wil je zeggen
dat 'poëtica' een ander woord is voor 'dichteres'?'
Claus: 'Nee, ik stak er even de draak mee. Voor
alle duidelijkheid: natuurlijk heb ik voorkeuren voor
bepaalde poëzie, maar ik voel me niet geroepen daar
andere mensen mee lastig te vallen.
Het lijkt me toch het belangrijkst dat dichters doen waar
ze goed in zijn. Voor de één zal dat vormvast
rijm zijn, voor de ander vrije verzen. En wie zich thuis
voelt bij scholen en canons, moet zich daar vooral mee
bezig houden. Vind ik allemaal best, zolang-ie mij er
maar niet mee lastig valt.'
Van Dalsum: 'Heel fijn. Laten we het derhalve over
zaken hebben die er echt toe doen. Wat is je favoriete
auto en in welke kleur en waarom? En ga je zo mee een
ritje maken in mijn fijne hemelvaartblauwe Jiangling
Landwind?'
Claus: 'Ik dacht dat je het nooit ging vragen,
Liesbeth. Heel graag! Ik ben dol op gevaar. Al vind ik
dat bakbeest van je in esthetisch opzicht toch wat minder
geslaagd. En wat een onhandig formaat! Het is maar goed
dat er te Epibreren zo veel parkeerplaats is, want in
Amsterdam raak je zon gevaarte natuurlijk nooit
kwijt. Zelf heb ik nog geen rijbewijs, maar als het ooit
zover komt, zou ik toch voor het ritje met de Snoek
gaan, of de Jaguar old-timer. Strak zwart of wijnrood,
of helemaal kitschy pastelgroen. En dan het dak neer he,
en met zo'n wapperend hoofddoekje en zon oversized
zonnebril over de snelweg suizen.'
Van Dalsum: 'Wat vind jij van het make-up gebruik
van Diana
Ozon? En van het kapsel van Patty
Scholten? En de pakken van Driek
van Wissen?'
Claus: 'Ik roddel alleen onder vier ogen, of als
ik dronken ben. Maar nu we elkaar toch spreken: voor de
herkenbaarheid van zowel Diana Ozon als Driek van Wissen
lijkt het mij aanbevelenswaardig dat ze hun huidige tooi
in stand houden. En aan het kapsel van Patty Scholten
kan ik niets buitensporigs ontdekken.'
Van Dalsum: 'Wat heb je altijd al willen doen maar
nooit gedaan?
Claus: 'Heb je nog een uurtje? Ik kom pas net om
de hoek kijken!'
Van Dalsum: 'Wat zal je zeker nooit doen? Ook niet
als ik je 10 miljoen bied om het toch te doen?'
Claus: 'Me door Connie Palmen laten inhuren.'
Van Dalsum: 'Over je achternaam: in hoeverre klopt
het gerucht dat je een onecht kind bent van Prins Claus?
Jullie hebben per slot van rekening dezelfde achternaam.
Och! En het is flauw, maar de vraag dient gesteld: ben
je dus ook familie van Hugo Claus?'
Claus: 'Claus was natuurlijk de vóórnaam
van die Von Amsberg, één van de zes overigens,
maar dat is weer een heel ander verhaal - en mijn moeder
valt voor zover ik weet niet op uniformen, dus naar alle
waarschijnlijkheid geen wortels in de koninklijke moestuin.
De Clausen waar ik van afstam zijn afkomstig uit de Limburgse
mijnenstreek, met zowel Duitsland als Vlaanderen in de
buurt, dat wel- maar meer weet ik er niet van, want ze
hebben het me nooit kunnen navertellen. Toen ik er nieuwsgierig
naar begon te worden, was die kant van de familie al zowat
uitgestorven.
Van Dalsum: 'Wil je verder nog wat kwijt?'
Claus: 'Jazeker. Dat ik nog steeds van mening ben
dat Carthago verwoest moet worden!'
(Rottend Staal, 19-9-2005)