Joseph Sickman Corsen

      laatste update 11 september 2005


     Previous Home Next

biografie gedicht:
  Atardi  


BIOGRAFIE

Joseph Sickman Corsen (Curaçao, 13 december 1853- Curaçao, 1911) was dichter en componist.

Zijn gedicht 'Atardi' werd op 27 september 1905 gepubliceerd in de krant La Cruz. De publicatie heeft een enorme impact gehad vanwege het feit dat men het in die tijd niet voor mogelijk achtte dat er in het Papiamentu poëzie geschreven kon worden. Er waren toen veel laatdunkende uitlatingen over het beschavingsniveau van de Antilliaanse bevolking. Papiamentu zou slecht zijn voor de ontwikkeling van kinderen en het zou niet geschikt zijn om er onderwijs in te geven. Er werd toen met minachting gesproken over 'dat brabbeltaaltje'.

Joseph Sickman Corsen, een Curaçaoënaar die daarvóór al veel poëzie in het Spaans had geschreven, wilde aantonen dat er in dat 'brabbeltaaltje' wel dégelijk hoogstaande poëzie geschreven kon worden. Hij schreef toen 'Atardi' dat in La Cruz werd gepubliceerd. Het redactionele commentaar dat dit gedicht begeleidde was: 'Beweer niet dat het Papiamentu niet in staat is om gevoelens op tedere wijze tot uitdrukking te brengen. Lees dit gedicht en u zult uw mening moeten herzien. Hier verenigen intense gemoedsaandoening en eenvoud van woorden zich met schoonheid en tederheid'.

De ontwikkeling die het Papiamentu later doormaakte is bekend. De belangrijkste dichters en schrijvers uit de Antillen en Aruba hebben in hun eigen taal literatuur op niveau geproduceerd: Pierre Lauffer, Elis Juliana, Luis Daal, Guillermo Rosario, Nydia Ecury, Enrique Muller, Ernesto Rozenstand, Henry Habibe, Maria Diwan, Gibi Bacilio, Roland Colastica, e.a.

Raadpleeg ook www.google.com voor meer over Joseph Sickman Corsen.

(met dank aan Fred de Haas, Henry Habibe en Juan Heinsohn Huala)

Atardi

Ta pakiko mi no sa:
Ma esta tristu mi ta bira
Tur atardi ku mi mira
Solo baha den lamá!

Talbes ta un presintimentu.
O ta un recuerdo kisás;
Podisé n'ta nada mas
Ku un cos di temperamentu.

P'adilanti podisé
Mi ta mira na caminda
Un doló ku n' nace ainda,
Ma ku lo mi conocé?

Tin kisás den mi memoria
Un doló masjá scondí
Masjá bieu, ku mi sintí
No por rebiba su istoria?

O talbes mi nervionan
Tin, sin causa, orror di Pretu,
I dje abismo skur i ketu
Meimei dj'awe ku majan?

Mi no sabi ki armonía
Ki secretu relasjon
Tini den mi curason
Ku cabamentu di un dia;

Ma spiritu di doló
Mi ta sinti kamna ku mi,
Ora Solo ta bai drumi
I é ta bisa: Te aworó!

Te aworó? Ma enter anochi!
Esta largu anochi ta!
Cuantu cos ku nos no sâ
E ta sconde den su scochi!

Te aworó? Ma te majan!
Hopi ora falta ainda;
Cuantu istoria na kaminda
Sin ku nos sabi di nan!…..

Promé Solo bolbé hari,
Tempu tin pa hopi kos;
I dios sâ cuantu di nos
Morto den dj’anochi a bari!

Causa mi doló no tin;
Ma esta tristu mi ta bira
Semper ku mi para mira
Dia jega na su fin!


Joseph Sickman Corsen (1853-1911)
Einde van de dag

Waaróm kan ik niet zeggen, nee,
Maar 's avonds voel ik mij beklemd,
Wanneer ik, droevig en ontstemd,
De zon zie ondergaan in zee.

Is het misschien een voorgevoel
Of een herinnering wellicht?
Het zou ook kunnen dat het ligt
Aan de manier waarop ik voel.

Van tevoren, heel misschien,
Loop ik onderweg te dromen
Over pijn die nog moet komen,
Die ik dadelijk zal zien?

Of voel ik dat heel diep verscholen
Op een plaats in mijn verleden,
Oude pijn van lang geleden
In mijn ziel lijkt rond te dolen?

Of is het vrees waaraan ik lijd,
Een redeloze angst voor Donker:
Een stille afgrond zonder flonker,
Die het vandaag van morgen scheidt?

Een onbekende klank vermag
- Ik zal de reden wel nooit vinden -
Mijn hart aan iets geheims te binden:
Naderend einde van een dag…

En een geest van pijn en zorgen
Voel ik stapvoets naast mij gaan
Als de zon voor 't slapen gaan
Mij zegt: Te aworó, tot morgen.

Tot morgen? Ik ben als de dood!
De nacht die, als een godsgericht,
Vol onbekendheid vóór mij ligt,
Bergt duizend dingen in zijn schoot!

Te aworó? Maar van de morgen
Scheiden ons nog vele uren,
Vol van grillen en van kuren,
Die nú nog voor ons zijn verborgen!

Voordat de zon weer lacht en brandt
Ziet ook de Dood zijn kans weer schoon
En veegt een paar van ons gewoon
En willekeurig aan de kant.

Waaróm ik pijn heb weet ik niet,
Maar tóch voel ik mij steeds beklemd,
Wanneer ik, droevig en ontstemd,
De dag zie vallen in het niet.


© vertaling: Fred de Haas
   

 

Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© vertaling Fred de Haas 2005. © pagina Rottend Staal Online 2005. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.