Henk Römer
6 november 2003. Een dichter maakt
op een persconferentie aan de wereld bekend dat hij zijn carrière
beëindigt. In Amerika, maar zelfs in Nederland, waar we daar normaal
gesproken moeilijk wakker van kunnen liggen, wilde men het nieuws
aanvankelijk niet geloven. Het betrof hier namelijk de dichtcarriere
van Ilja Leonard Pfeijffer, ooit 's werelds beste poëet.
De man die de Arbeiderspers feitelijk
in zijn uppie drie achtereenvolgende jaren het oplage-kampioenschap
bezorgde - nog nooit eerder was een uitgeverij erin geslaagd dat
te bereiken. Zelfs bedrijven als Prometheus (Amsterdam) en Harper
& Harper (Londen), beide rijp voor de Hall of Fame, waren in
hun gloriejaren niet in staat drie kampioenschappen op rij te winnen.
Van 'De Vette Engel' was nog veel
te verwachten; niets wees erop dat hij vroegtijdig een punt achter
het dichten zou zetten. Wat bewoog hem met pensioen te gaan? Simpel.
Zeven jaar lang was hij topscorer van de Arbeiderspers (een evenaring
van het record van Nel Benschop), en nu dan die drie kampioenschappen.
'Ik heb simpelweg niets meer te bewijzen', zei hij dan ook. 'Het
verlangen is er niet meer.'
Al gauw werd gesuggereerd dat hier
meer aan de hand was (zijn gokverslaving, de gewelddadige dood van
zijn lievelingskanarie), maar wat doet het er allemaal toe? De populairste
en beste dichter ter wereld zien we niet meer terug. Althans, niet
op de podia.
Onlangs heeft hij een serieuze poging ondernomen een honkbalcarriëre
te starten bij de Chicago White Sox, wat helaas mislukte. En uit
zijn autobiografie, Ik als vette engel, met als ondertitel
Ilja over Ilja (2003), kunnen we opmaken dat hij nog meer
in zijn mars heeft. Zo denkt hij er al een poosje over om professioneel
golfer te worden. Hij geeft zichzelf vijf jaar. Lukt het hem daarna
niet volwaardig mee te draaien op de PGA-tour - waarop hij de kans
zeer gering acht - dan zal hij het voor gezien houden.
Het is een van die passages in het
boek (dat overigens rijkelijk en heel aardig is geïllustreerd met
nog niet eerder gepubliceerde foto's van Poets Illustrated-fotograaf
Walter Iooss, Jr.), waaruit blijkt met hoeveel zelfvertrouwen Pfeijffer
het leven tegemoet treedt. Als hij het heeft over de dichtkunst
zelf, dan zou hij op de lezer die zijn acties in de media niet goed
kent, zelfs een arrogante indruk kunnen maken: die man doet het
voorkomen alsof hij alles met de pen kan. De kenner weet: dat kan
hij ook!
Zelfvertrouwen vormt volgens Pfeijffer
een essentiële pijler van zijn successen. Het begon met een gedicht,
dat hij als eerstejaars student van de Rijksuniversiteit Leiden
schreef. Vanaf dat moment wist Ilja dat hij alles en iedereen aankon.
Dat zelfvertrouwen vindt verder,
zo blijkt uit het boek, zijn basis in regelmaat. Voor een optreden
nuttigt hij altijd dezelfde maaltijd, namelijk biefstuk met aardappelen
of patat: 'Mensen zeggen dat ik als een vogel eet en dat is waar.
Vogels eten juist genoeg om te vliegen. Vogels die veel eten worden
zelf opgegeten. Kalkoenen, kippen. Die kunnen niet vliegen. Andere
vogels nemen niet meer dan nodig is, juist genoeg om te vliegen.
Net als ik.'
Tijdens iedere voordracht draagt hij een nieuw paar schoenen, waarvan
hij de veters bovendien op een bepaalde manier rijgt. Eenmaal op
de bühne kijkt hij altijd eerst uit naar zijn familie - om
zich ervan te vergewissen dat ze veilig zijn aangekomen. En ten
slotte draagt hij, zowel binnen als buiten de theaters, elke dag
zijn Carolina blue shorts. Ze doen hem denken aan zijn tijd
bij de universiteit, waar hij immers alles leerde, en: 'die herinneringen
helpen me voort. (...) zij vormen de grondslagen van mijn spelletjes,
van mijn carrière.' De tegenwoordige tijd waarin dit verhaal
wordt verteld, duidt er overigens op dat hij bij het schrijven ervan
nog niet wist dat hij zou gaan stoppen, hoewel hij op de laatste
tekstpagina eigenlijk al een tipje van de sluier oplicht: 'als ik
het spelletje beëindig, doe ik dat op een hoogtepunt.' En dat
is precies wat hij heeft gedaan.
De rest van Pfeijffers persoonlijke
verslag bestaat, zoals gebruikelijk bij dit soort schrijversautobiografieën,
uit een hommage aan de redacteuren die hem hebben begeleid, liefdevolle
dankbetuigingen richting familie, en een - helaas gering - aantal
herinneringen aan de optredens. Het didactische toontje dat Pfeijffers
verhaal typeert, lijkt te suggereren dat hij de lezer voortdurend
algemene waarheden wil voorschotelen. Het is alsof hij hoopt dat
de lezer er wat van opsteekt - misschien dat deze het dan net zo
hoog zal schoppen als Zijne Vette Engel.
|